Een voorouder als romanfiguur en een link naar Johannes Vermeer.
April 2023. Hier wordt nog gewerkt.
In februari 1654 trouwden in Leiden Johanna Kindt en Gerrit Both van der Eem. Johanna woonde aan de Oude Rijn in Leiden, nog bij haar vader: Pieter Pietersz Kindt. De 26-jarige Gerrit woonde in de Jacob Gerritsstraat in Delft. Zijn vader was zilversmid Samuel Both van der Eem. Het stel ging op 29 januari in Leiden en twee dagen later in Delft in ondertrouw. Johanna was de zus van dominee Petrus Kinthius, een voorouder van mij.
Gerrit was apotheker. Hij had het pand in de Jacob Gerritsstraat, hoek Burgwal gekocht van Dirck Claesz van der Minne, niet lang vóór zijn huwelijk. Dircks nieuwe huis werd op 12 oktober 1654 zwaar beschadigd of vernietigd bij de ‘Delftse Donderslag’: hij kreeg schadevergoeding.
Links onder (W10), Jacob Gerritsstraat hoek Burgwal. Boven, rechts van het midden (OLD-E1), Oude Langendijk: woonhuis Johannes Vermeer.
Dirck van der Minne was de halfbroer van Ariaentgen Claesz van der Minne. Zij woonde in de Vlamingstraat op nummer 42. Van haar huis bestaat een afbeelding: het huis werd geschilderd door haar neef, de zoon van een andere halfbroer, Johannes Vermeer. Diens vader gebruikte aanvankelijk als achternaam Vos (waarschijnlijk vernoemd naar de herberg die hij bezat) en eerder Van der Minne (de achternaam van zijn stiefvader). Het Straatje van Vermeer werd waarschijnlijk in 1658 geschilderd. De vrouw in de deuropening zou heel goed Ariaentgen kunnen zijn. Johannes Vermeer was op 20 april 1653 in Schipluiden met Catharina Bolnes getrouwd. Dat jaar of niet lang daarna trok hij in bij zijn schoonmoeder aan de Oude Langendijk, om de hoek van de Jacob Gerritsstraat. Kocht Vermeer zijn pigmenten en bindmiddelen bij de apotheker om de hoek? Of ging hij minder ver naar de apotheker op de andere hoek, Cesar van Leeuwen? We weten het niet.
Anna Hondius
Tussen de twee apothekers in, in de Jacob Gerritsstraat, was de winkel met woonhuis van uitgeefster en boekverkoopster Anna Hondius. Anna Hondius was in 1652 lid geworden van het Delftse Sint-Lucasgilde, waarvan niet alleen schilders maar ook plateelbakkers, glazenmakers en boekverkopers lid waren. Meester-schilder Johannis Vermeer werd eind 1653 lid. Als zelfstandig vrouwelijk lid van het gilde was Anna niet uniek, maar wel zeer uitzonderlijk. De eerstvolgende die zich na Anna als gildelid meldde, was de schilder Carel Fabritius. Hij kwam twee jaar later om het leven bij de ‘Delftse Donderslag’.
Anna was de dochter van Hendrick Hondius I, graveur, tekenaar, auteur én uitgever, en leraar van Constantijn Huygens. De Hondiusstraat in Rotterdam is niet, die in Den Haag wel naar hem vernoemd
Anna huwde eerst Jan III van Waesberghe de jongere, telg van de gelijknamige stadsdrukkers en boekverkopers in Rotterdam. Na diens overlijden trouwde ze in 1639 in Hillegersberg met de secretaris van Hillegersberg en boekverkoper Arent Havelaer. Deze Arent is een directe voorvader van mij: zijn achterkleindochter Johanna Havelaer trouwde in 1726 in Woudrichem met Alexander Kenti. In 1654, na Havelaars overlijden, huwde Anna Hondius in Delft de oud-burgemeester van Vlaardingen (en boekverkoper) Isbrant Jansz. Groenhout.
Ds. Petrus Kinthius
We weten weinig over het leven van Vermeer, maar nog minder over de familie Kindt / Kinthius. Uit welke kringen kwamen ze? Deels zijn familieleden moeilijk vindbaar in de archieven vanwege spellingvarianten. Wel is duidelijk, dat Johanna Kindt kort voor 8 februari 1699 moet zijn overleden. Op die datum wordt een akte van procuratie opgemaakt. Wie de Pieter is, die gemachtigd wordt om effecten te verkopen, is niet duidelijk. Het kan niet haar broer zijn. Dominee Petrus Kinthius overleed op 20 april 1693. Het zal haar neef zijn. Haar erfgenamen, vastgelegd in haar testament in 1695, waren de kinderen van haar broers: Hendrik, dominee in Simonshaven, en Maria, mijn voorouder, gehuwd met Willem van Rije(n), commies van recherche in Strijen. Dat waren de kinderen van Petrus. De zonen van broer Claas (Niclaes, overleden wellicht al voor 1672) waren Pieter en Johan uit Brielle. Johan is later wijnkoopman in Brielle. Haar zus Cornelia lijkt al te zijn overleden, en had wellicht geen nakomelingen: ze wordt niet genoemd.
Een vijfde en een zesde erfgenaam zijn haar nicht Johanna Lanius en haar vader Christoffel Lanius. Deze Johanna zou zich in Oost-Indië bevinden en erft 100 zilveren ducatons. Haar moeder, Josina Kerbeek, wordt genoemd, maar is nergens terug te vinden. Een Cornelia Kint, wellicht een zuster van Pieter Pietersz, is gehuwd met Jacob van Hersbeeck: Hersbeke, Kerbeek, Hersbeeck, de achternaam kent veel variaties. Ook Johanna Lanius lijkt weinig sporen na te hebben gelaten. Of toch: in het Rijksmuseum bevindt zich een foto van haar graf. Dat graf bevindt zich in Palliacatta, waar ook haar man is begraven. Deze Jan Martensz was koopman en opperhoofd van kasteel Gelria in dat stadje. Palliacatta heet nu Puliacat, een stadje ten noorden van Madras aan de Indiase oostkust. Martensz was geboren in Tegenepatnam, een andere VOC-nederzetting aan de Indiase Coromandel-kust. In deze VOC-nederzettingen werd overigens niet alleen in spijzen gehandeld, maar ook in slaven. Die kwamen uit Bengalen of uit de omgeving van Tegenepatnam. Prijzen in Puliacat varieerden van 29 gulden voor een man in de kracht van zijn leven tot 6 gulden voor een kind in de kleuterleeftijd. Tussen 1620 en 1670 werden er minstens 26.885 slaven verhandeld. Dat betreft alleen het aantal dat via VOC-schepen werd vervoerd.
Johanna Lanius is in 1719 overleden als weduwe van hoofdadministrateur Balthasar van Duijn. Ze moet dus hertrouwd zijn. Ene Pieter Martenz, gepensioneerd luitenant en vast en zeker een nakomeling van Jan Martensz, maakt in Coromandel bij de weeskamer van Batavia aanspraak op haar erfenis. Decennia later, in 1762, doet hij dat ook nog eens in Amsterdam. Johanna had geen kinderen. Wellicht was hij verantwoordelijk voor de grafsteen en het weglaten daarop van de laatste echtgenoot.
De zus van Johanna Kindt, Cornelia Kindt, ging in juni 1655 in ondertrouw met Jacob van Hersbeecke (deze achternaam kent minstens tien spellingvarianten). Jacob was de zoon van de in Antwerpen geboren Jacobus. Jacob is lakenkoopman, zijn vader staat vermeld als koopman, maar zal ook lakenkoopman zijn geweest. (Op de foto: Lakenkoopman, beeld aan de Nieuwe Rijn te Leiden).
Vader Jacobus huwde eerst met de uit Amsterdam afkomstige Elysabeth Thomas, in 1618 met Josientje Aertsen (Aerts). In 1633 trouwt Hester van Hertsbeek met Festus Hommius. Hester zal een zus van Jacobus zijn. Festus Hommius kwam uit Friesland en was een zeer belangrijk theoloog. Hij was een contraremonstrant, vertaalde de Heidelbergse catechismus, later was hij de hoofdvertaler van het Nieuwe Testament, hij was een van de twee scriba’s bij de Synode van Dordrecht van 1618. Koning Jacobus I van Engeland benoemde hem tot eredoctor van de Universiteit van Oxford. In juli 1642 overleed hij: hij werd begraven in Babyloniënbroek. In 1619 wordt hij regent van het Leidse Statencollege, een internaat voor beursstudenten.
Schoolplaat Synode van Dordrecht, gebaseerd op contemporaine tekening. Omcirkeld: Festus Hommius.
Allen hebben een band met Leiden. De namen Hersbeek, Kindt, Lanius (latinisering van De Vleeschhouwer), Luipaard (zie verderop) komen in Vlaanderen vaak voor. Jacobus Hersbeek is geboren in Antwerpen, Na de val van die stad, in 1585, trokken veel Vlaamse vluchtelingen naar het noorden. Vooral Leiden was een populaire bestemming. Veel vluchtelingen zullen calvinisten zijn geweest, veel vluchtelingen hoorden tot de betere kringen: kooplieden, ambachtslieden. Bijna ieder familielid komen we tegen in notariële stukken, vanwege testamenten, erfeniskwesties, de koop of verkoop van huizen.
Johanna’s broer Petrus Kintzius werd op 27 januari 1627 in Leiden gedoopt en werd in 1651 dominee te Hellevoetsluis. Dat vestingstadje bestond nog niet zo lang, pas in 1661 werd met de bouw van een gereformeerde kerk begonnen. In 1652 trouwde hij er met de uit Brielle afkomstige Maria Nouts. In 1655 ging Kintzius verder als dominee in Heenvliet. In 1693 overleed hij er. Zijn weduwe overleed in januari 1707 in Klundert. Dat feit is niet opgemerkt door online-genealogen, wellicht vanwege de plaats (hoewel vestingstadje Klundert niet zo heel ver van Brielle afligt). Bovendien staat haar echtgenoot als Petrus Hintius vermeld. Ze zou gaarder zijn geweest, een synoniem voor inner van de belastingen. Ze was de dochter van Hendrik Lucasz Nouts (ook wel Lucasze van Eijnthoven), (belasting)inner en boelhuismeester te Brielle en Leentje Jans Taerlingh. (Haar vader was ongetwijfeld inner Jan Jansz Taerlingh, lid van de vroedschap van Brielle in 1618.)
We weten bijna niks over Petrus Kintzius. Toch verschijnt hij bijna driehonderd jaar na zijn geboorte als romanfiguur in een jongensroman en wel het jongensboek van de Brielse onderwijzer en archivaris Johan (Joh. H.) Been: De verspieders, uit 1929 en uitgegeven bij Kluitman. In deze ‘vertelling uit de tijd van Michiel de Ruyter’ ging in Heenvliet het gerucht, dat ‘twee jongens van bestevaer Michiel bij een boer waren gekomen. Dominee Petrus Kintzius ging ze opzoeken, en in plaats van naar ze te luisteren, begon hij te vertellen wat voor prima man die bestevaer Michiel was. Hij vertelde daarbij wat hij had meegemaakt in de vergadering van de classis van Voorne en Putten op 25 september 1673. De scriba deelde toen mede, dat de vergadering door De Ruyter vriendelijk werd gegroet. Ter vermaak van de jeugdige lezers (tussen 10 en 16) citeerde Been bijna letterlijk een halve pagina uit het classisverslag. Kom hier nog maar eens om in een modern young adult boek!
De kinderen van Petrus, Hendrik en Maria, erfden dus van hun tante Johanna. Hendrik werd dominee in Simonshaven. Hij trouwde met de ook uit Leiden afkomstige Sara Luipaard. Ook zij liet weinig sporen na. We vinden ook haar terug in notariële archieven én in boekjes, waarin deftige Leidse personen staan vermeld, inclusief hun functie. Sara werd als weduwe Kraammoeder in haar geboortestad. (Zie: https://gtb.ivdnt.org/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M035252.re.45&lemma=Kraammoeder&domein=0&conc=true, in de genoemde bron vinden we Sara Luipaard).
In 1654 werd Michael Kintsius tot dominee van Crommeniedijk benoemd. In 1664 vertrok hij naar Schellingwoude. Abraham Kintsius was waarschijnlijk zijn zoon. Die werd een belangrijk koopman in Archangel en Moskou. Toen tsaar Peter de Grote in 1717 Amsterdam bezocht, zou deze Abraham met de tsaar zijn kleren hebben geruild. Niets wijst erop, dat deze Kintsius-familie gerelateerd is aan mijn voorouders.