Sefardische Joden kunnen en konden vaak heel ver teruggaan wat betreft hun afkomst. Ze kwamen uit Spanje, Portugal, of via Noord-Afrika, Constantinopel, Venetië, naar de Republiek, en dat zie je aan hun achternaam. Vaak namen ze vermogen en handelscontacten mee, en hoewel ze in de Republiek te maken hadden met veel beperkingen (een beperkt aantal beroepen was toegestaan, ambten al helemaal niet, en in slechts een beperkt aantal steden mocht gewoond worden), behoorden sommigen al gauw tot de bovenlaag, rijk en gerespecteerd, zeker in Amsterdam.
Heel anders was die andere groep Joodse immigranten, de Hoogduitse of Asjkenazische. Die waren gevlucht voor pogroms of armoede in Midden- en Oost-Europa, belandden hier voor het grootste deel onderaan de maatschappelijke ladder en de meesten hielden zich moeizaam in leven als marskramer, venter, schoenpoetser, straatmuzikant. Zeer velen hadden aanvankelijk geen duidelijke achternaam en hebben dus geen goed traceerbare afkomst. Sefardische Joden probeerden de grootst mogelijke afstand tot deze geloofsgenoten te bewaren, die ook nog eens een geheel andere taal, Jiddisch, spraken. Onderlinge huwelijken werden verboden, kopen bij een Hoogduitse slager was voor een Portugese Jood niet toegestaan. Dit alles veranderde in de Franse tijd.
De Franse Revolutie beloofde Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap. In Frankrijk gold dat ook voor de Joden, maar in de Bataafse Republiek ging dat niet zonder slag of stoot. Rijke Portugese Joden waren felle orangisten geweest. De patriottenheld Voltaire had zich daarnaast uitgesproken tegen, geparafraseerd, deze ‘onontwikkelde barbaren, die de landen waarin ze woonden, eigenlijk zouden haten’. Men vreesde bij gelijkberechtiging ook voor de aanzuigende werking op andere straatarme Joodse vluchtelingen uit Midden- en Oost-Europa. Ze moesten maar naar hun eigen vaderland, ergens in Palestina, vonden sommigen. Maar toch kregen Joden in 1796 volledige burgerrechten. Dat had gevolgen. Joden mochten zich voortaan overal in Nederland vestigen, hun armen-onderwijs (deels gesubsidieerd) moest voortaan in het Nederlands gegeven worden, en dus niet meer in het Portugees, Spaans, Hebreeuws of Jiddisch. Joden vielen ook onder de dienstplicht. En, vanaf 1811, moest iedereen een achternaam hebben. Veel Joden kozen een naam die iets zei over hun beroep (Groenteman, Visjager, Citroen, Dansmeester, Goudsmit), anderen kozen een geografische naam waarmee ze iets hadden (Barendrecht, Van Praag, De Vries).
Isaac David (1734-?) en Isaac David (Vreeland) (1768-?).
In 1811 werd in ons land de burgerlijke stand ingevoerd. Voortaan moesten huwelijken, geboorten en overlijdens stedelijk worden geregistreerd. In 1812 werd door de Prefectuur van het Departement der Monden van de Schelde het register (Registre civique) van Middelburg en omgeving opgesteld, het startdocument voor die burgerlijke stand. Een Isaac David Vreeland heeft nummer 3165. Hij is negotiant, handelaar. Bedacht hij speciaal voor deze registratie de achternaam Vreeland? Nee, die naam komt eerder voor. In een Middelburgse begraaflijst wordt een naamloze dochter van de joodse Isaac David van Vreeland genoemd, geboren op 13 mei 1797. Die begraaflijst beslaat de jaren 1791 tot 1805. Het feit dat de dochter geen naam heeft, maakt duidelijk, dat ze dood geboren werd of direct na de geboorte overleed. Dit is dus veertien jaar voor de algemene invoering van het bevolkingsregister. Vijf jaar eerder, ergens in 1792, heeft Isaak David ook al een doodgeboren dochter begraven. Hij gebruikt dan niet de achternaam (van) Vreeland. Die achternaam werd dus aangenomen tussen 1792 en 1797. Op 17 juni 1796 werd in de bij Frankrijk ingelijfde zuidelijke Nederlanden, inclusief Zeeuws-Vlaanderen, ingevoerd. Speelde dat een rol? Kwam hij daar vaak als koopman, waarmee ook marskramer kan zijn bedoeld? Had hij een achternaam nodig voor een paspoort?
Uit het Zeeuwse register van 1812 weten we, dat Isaac op 16 april 1768 werd geboren. We weten dat het om dezelfde persoon gaat dankzij zijn zoon en zijn vrouw. Op 7 februari 1791 ging Isaak David in Middelburg met Mariana Magiel in ondertrouw. Beiden zijn joods, beiden zijn onvermogend, zodat ze gratis mochten trouwen. In 1817 werden er twee zonen Vreeland opgeroepen voor de loting voor de dienstplicht, Machiel David Vreeland en David Isaac Vreeland. Ze moeten dus in hetzelfde jaar geboren zijn. David is, zo staat genoteerd, geboren op 13 mei 1797. Machiel zou geboren zijn op een niet vastgelegde dag in 1797. David heeft als ouders Isac David Vreeland (koopman) en Marianne Machielsen. Hij is schoenpoetser. Machiel, ook schoenpoetser, heeft als ouders Isaac Vreeland en Mariana Koster. Ik denk, dat Machiel en David dezelfden zijn. Ook later doet dit zich voor bij nakomelingen/verwanten: ze hebben twee verschillende voornamen. Naast een duidelijk joodse voornaam zien we dan een christelijke of althans niet joods klinkende voornaam, die als artiestennaam wordt gebruikt (Louis Vreeland is Levie Vreeland, Machiel Vreeland is Mozes Vreeland, Jacques Oliveira heette eerst Isaac Oliveira, Vrouwtje Visjager wordt Femmetje Visjager). Nou was David geen artiest maar schoenpoetser en later venter. Maar misschien was het dan ook veiliger of handiger om een niet-joodse voornaam erbij te hebben. En wellicht is dat ook de reden voor de achternaam Vreeland: een ‘oer-Hollands’ klinkende naam. Mariana Magiel is hoogst waarschijnlijk de dochter van Eliazar Maghiel, geboren op 28 januari 1760. Ook hij staat geregistreerd in het register van 1812 met als beroep koster (marquillier). Blommetje Machiel Koster en Victor Machiel Koster zullen twee andere kinderen van hem zijn. (Op internet worden Eliazar, Blommetje en Victor als broers en zus gezien; ik ben nog niet overtuigd).
Het kan haast niet anders of de Izaak David, die in 1812 wordt ingeschreven als Middelburgs burger, met als geboortedatum 21 juli 1734 en als beroep negotiant, is de vader van Izaak David Vreeland, geboren in 1768. Kunnen we nog verder terug? Is Salmon David, die op 28 oktober 1762 als 75-jarige in Middelburg werd begraven, de grootvader? Waarom werd er eigenlijk gekozen voor Vreeland als achternaam? We weten het niet.
Het nut van het bevolkingsregister zal voor velen niet duidelijk zijn geweest. Toeslagen, subsidies, gemeentelijke belastingen, stemrecht voor mensen met weinig of geen geld, vaccinatiebewijzen: het bestond allemaal niet. Joden maakten vóór de Franse tijd ook geen aanspraak op de stedelijke armenkassen: ze moesten elkaar maar helpen. Het grootste belang van het bevolkingsregister lag dus bij de overheid. Voor hen die niks bezaten en nergens aanspraak op maakten, was het belangrijkste contact met de overheid de oproep voor de dienstplicht, in 1810 ingevoerd. Isaac David Vreeland nam wellicht het bevolkingsregister kennelijk ook niet al te serieus: hij schreef twee keer een zoon, geboren in 1797 in, één keer met precies dezelfde geboortedatum als zijn doodgeboren dochter. Dat blijkt dus als in 1817 twee zonen van Isaac David worden opgeroepen als lotelingen. Van zoon David wordt aanvankelijk vastgesteld, dat hij niet geregistreerd staat, en dat hij nalatig is: hij komt niet opdagen bij de loting in 1818. Korte tijd later wordt hij vrijgesteld vanwege een ‘zware zakbreuk’. Zoon Machiel komt nooit opdagen. Eerst wordt verondersteld, dat hij naar Brugge, Gent of Brussel is vertrokken, en later wordt vastgesteld, dat hij onvindbaar is. We vinden geen enkel ander spoor van hem in de archieven. Dat is, denk ik, omdat hij niet bestaat. David Isaac vinden we wel terug.
David Isaac Vreeland (1798-1844).
Op 25 september 1825 geeft de analfabete David Isaac Vreeland samen met Marianne Joseph Waterman in Utrecht het overlijden aan van hun kind, hun negen maanden oude zoontje Isaak David Vreeland. De ouders wonen officieel in Middelburg en zijn ‘op reis’. Dat kind was op 29 december 1824 geboren als Isaac David Waterman in Rotterdam, in de Hollandsche Gang aan de Raamstraat nr. 77. Bij die geboorteaangifte is, zo staat vermeld, de 26-jarige analfabete koopman uit Middelburg, David Isaac Vreeland, getuige. Volgens de aangifte is het een kind van het vrouwelijke geslacht, maar dat moet een vergissing zijn. David Vreeland was bovendien al 27. Marianne Joseph Waterman was 40, geboren in 1784. In 1812 nam ze in Amsterdam de achternaam De Waterman aan, als dochter van Joseph Nathan de Waterman. Ze woonde toen op Uilenburg in de Slepersgang. In 1806 was ze gehuwd met Levie Marcus Crost. Die overleed in 1823. Met hem had ze al minstens zeven kinderen gehad. In 1813 leefden nog Esther en Michiel (ze nemen dat jaar de achternaam Crost aan) met adres het Boltensgrachtje 104. Levie Marcus is dan 49 jaar. Het is niet duidelijk of David Isaac en Marianne Waterman op enig moment gehuwd waren. We stuiten op een probleem voor genealogisch onderzoek: veel straatarme Ashkenazische Joden namen niet de moeite om een officieel burgerlijk huwelijk te sluiten. Waarom ook? Wie niets te vererven had, had geen goede reden om dat te doen. Ook is niet te vinden wanneer Marianne is overleden.
Generatie 3.
In 1833 huwde in Amsterdam dezelfde David Isaac Vreeland, zoon van Isaac Vreeland en Marianne Machielse, met Judik Kruijer. Judik werd geboren op 24 september 1805 als dochter van Matje Kruijer. David is inmiddels 35 en venter van beroep, Judik is 26 en schoonmaakster. Bij het huwelijk werden twee kinderen erkend: Isaac David, geboren op 14 december 1831, en Roosje David, geboren op 11 juni 1833, Roosje in Amsterdam, Isaac waarschijnlijk in Uithuizen, hoewel ook Amsterdam en het niet bestaande Aelhuijzen vermeld staan. Ze kregen nog meer kinderen: Machiel (1835), Levie (1839), Marianna (1841) en Klaartje (1844). De laatste werd in Kampen geboren, de anderen in Amsterdam. En er is nog een ‘spookzoon’, Mozes David, met hetzelfde geboortejaar als Machiel, die ook wel Michiel heet. Mozes zou op 2 maart 1835 geboren zijn, Machiel op 27 februari. Machiel komen we later ook tegen in de archieven, maar ook Mozes staat in de bewoningsregistraties van Amsterdam vermeld. Dat is het geval toen het gezin in de Amsterdamse Langehoutstraat woont, omstreeks 1850. Wordt er met namen gerommeld, dacht vader David dat het enig nut kon hebben, zoals dat wellicht hem had geholpen met het vermijden van de dienstplicht, of speelde analfabetisme een rol en vergiste men zich? Machiel kan ook heel goed de ‘ontjoodste’ artiestennaam van Mozes zijn. Vader David sterft op 23 december 1844. Hij was toen liedjeszanger van beroep, net als Judik, die enkele jaren later als muzikant geregistreerd staat.
Oudste zoon Isaac David uit 1831 huwde op 24 maart 1858 – hij is dan muzikant – Aaltje Salomon Visjager. In een registratie staat als geboortedatum 5 oktober 1832 (de 2 geschreven door een 3). In andere registraties staat 1833 vermeld, zonder dag of maand, een keer 8 oktober 1833 en een keer 9 oktober 1833. Aaltjes vader, Salomon David Visjager, heeft ook twee geboortedata: 14 maart en 17 maart 1815. Mij zou het niks verbazen, als hij ook de Salomon David Visjager is die in de militieregisters als geboortedatum 20 juli 1809 heeft. Omstreeks 1860 woont het gezin Visjager met schoonzoon Isaac David in Amsterdam op Marken 185. Marken heette ook wel Valkenburg. Isaac is inmiddels venter.
Roosje David, geboren in 1833, ventster, huwt op 26 oktober 1853 de vier jaar oudere Levie Joseph Vos, venter, sjouwer, werkman. Zes jaar eerder werd hij vanwege een onbekend feit veroordeeld in Amsterdam. Ze wonen op allerlei adressen in Amsterdam in de armste straten van de Jodenbuurt. Ze krijgen minstens acht kinderen. In 1912 verhuist het dan hoogbejaarde echtpaar naar de Fonteinstraat in Borgerhout bij Antwerpen.
Machiel David heette, veronderstel ik, eigenlijk Mozes David Vreeland, geboren op 2 maart 1835. Zijn artiestennaam wordt, jaren later, Machiel en/of Michiel. Hij trouwt in 1858 met Matje Schelvis, dochter van Arie Nathan Schelvis en Sara Pool. Machiel had soms zijn eigen orkestje. En vast en zeker hoorde hij bij het ‘beroemde jeugdige muziek- en zanggezelschap’ de Gebroeders Vreeland, dat in 1872 met twee komieken in Leeuwarden optrad. Er zijn advertenties die een ‘heer Vreeland’ aankondigen, zonder voorletter. In 1878 zijn er Soirées Amusantes in Zwolle ‘onder directie van M. Vreeland’. In dat jaar ook treedt een gezelschap bestaande uit 6 dames en 4 heren onder de naam Vreeland & De Leeuw op. Is dat Machiels aanstaande schoonzoon David de Leeuwe? Deze violist trouwde het jaar daarop in Harderwijk met Machiels dochter Judik.
Op 12 mei 1839 werd Levie David geboren. Hij huwde met de zus van Aaltje Visjager, Femmetje. Femmetje werd in 1839 of 1841 geboren, en heette tot minstens haar huwelijk in 1861 Vrouwtje. Over Levie en Femmetje.
Op 10 juni 1841 was Marianna geboren. Marianna trouwde in 1863 in Harderwijk met Jacob Jessurun de Oliveira. Ze kregen minstens tien kinderen in allerlei plaatsen in het land. Dochter Henrietta trouwde met Joseph (Jos) van Biene, zoon van acteur Salomon van Biene. Henrietta werd in de Tweede Wereldoorlog in Sobibor vermoord. Salomons dochter Elize was overigens de moeder van Sylvain Poons.
Dochter Rosette werd toneelspeelster en (operette-)zangeres en trouwde met de jongste broer van Joseph van Biene, Jacques, die choreograaf en danser was. Hun dochter Marianne (Marie) van Biene wordt ook actrice, en trouwde met acteur Pierre Perin. Marianne werd ook in Sobibor vermoord. Later trouwde Pierre met Tilly Bouwmeester, de dochter van acteur Louis Bouwmeester. Zoon Abraham van Jacob en Marianna huwde met Chrisje Busnac, uit de Busnac/Boesnach en Van Kinsbergen-dynastie: kermisadel, dus. Chrisje was de zus van Gerson Busnac, stiefvader van actrice, zangeres en filmster Mimi Boesnach (1899-1982). Dochter Esther, artieste, huwde met Benjamin Logger. Beiden werden, net als hun twee kinderen, in Auschwitz vermoord.
In 1844 werd in Kampen Klaartje geboren. Vader David was eerder dat jaar gestorven. Klaartje stierf in 1847 in ‘s-Gravenhage. Bij de aangifte daarvan is Joseph de Bok aanwezig. Judik Kruijer hertrouwde in 1852 met deze 18 jaar jongere Joseph Simon de Bok. Ze hebben dan al een dochter, Rebecca, die bij het huwelijk wordt geëcht. Die dochter werd op 5 juni 1851 als Rebecca Kruijer in Leiden geboren. Joseph deed aangifte.