Sir Bernard de Gomme.

April 2023. Hier wordt nog gewerkt. Laatste aanpassing: december 2024.

In 1688 bezochten Maria Boenders en Adriaen Huijser het sterfhuis van Maria’s oom in Londen. Die oom was Bernard de Gomme, drie jaar eerder overleden. Het sterfhuis was Tower Castle. Maria en Adriaen zijn voorouders van mij, negen generaties terug. Adriaens grootvader was overigens Leendert Huijser, geboren in Ridderkerk in 1603. Diens broer Pieter, geboren in 1616, is voorouder van die andere Leendert Huijzer uit Ridderkerk, die we kennen als Lee Towers. Adriaen Huijser, geboren in Hendrik-Ido-Ambacht, maar opgegroeid in fort Lillo, was aannemer van rijshoutwerken en schipper. Hij liet weinig sporen na behalve wat genealogische en notariële gegevens. Hij en echtgenote Maria gingen wellicht naar Londen in de hoop dat ook zij zouden erven van oom Bernard. In zijn testament komen ze echter niet voor.

Maria’s moeder was Kathalijne (Catharina) de Gomme. Zij werd in 1627 in Fort Liefkenshoek geboren en trouwde in 1653 in Woensdrecht met aannemer en vrijschipper Aernout Boender(s). Vader Pieter de Gomme was commies van de vivres en de ammunitiën en de beheerder van fort Liefkenshoek en het aan de andere kant van de Schelde gelegen fort Lillo. Die forten liggen nu in België, maar waren toen Nederlandse voorposten aan het front tussen de Spaanse Nederlanden en de Republiek. Dankzij die forten kon Antwerpen worden afgesloten van de zee.

Bernard de Gomme, Fort Lillo. British Library. Ca. 1640.

De De Gommes kwamen waarschijnlijk uit Terneuzen, waar Bernard naar eigen zeggen werd geboren. Pieter de Gomme en diens vader Bernard pachtten daar de Stadskorenmolen op het oostelijk bolwerk. Die molen was in 1593 gebouwd ter vervanging van de door de Watergeuzen in 1574 verwoeste molen. Pas in 1853 werd de molen vervangen door een stenen exemplaar.

Bernard de Gomme, Terneuzen. Ca. 1640. British Library. Omcirkeld de stadskorenmolen.

Pieters zoon en dus de broer van Kathalijne was Bernard de Gomme. Hij en diens stiefzoon Adriaan Beverland hebben heel veel sporen nagelaten. De Gomme wordt gezien als de belangrijkste Engelse militaire ingenieur van de 17e eeuw, vergelijkbaar met Vauban in Frankrijk. Beverland was volgens latere auteurs de grootste libertijn van die eeuw. Beiden rekenden wetenschappers, rijke kooplieden, prinsen en koningen tot hun vrienden en kennissen. Over jurist, classicus en filoloog Beverland zijn recent twee proefschriften verschenen. De Gomme was op geheel andere terreinen actief. Over hem verscheen in 2004 een serieuze en uitgebreide biografie in het Engels. In ons land zijn daarvan maar een handvol exemplaren in openbare verzamelingen te vinden. Ik leende begin juli 2024, ruim een jaar nadat ik mijn speurtocht naar hem was begonnen, het exemplaar uit de Koninklijke Bibliotheek. De laatste zin op p. 337: “Sir Bernard de Gomme remains an undeservedly little known figure of late-seventeenth century English professional life, and is, moreover, unrecognized today in his country of origin.”

Bernard de Gomme werd circa 1620 in Terneuzen geboren. In april 1634 verzocht vader Pieter aan de Gecommitteerde Raden van Zeeland om zoonlief, die op dat moment in Frankrijk verbleef, op de monsterrol van Jacques de Chantraines dict Broucqsaul, commandeur van Fort Sint Anna, te zetten. Hij was dus hooguit 14 jaar toen hij in dienst kwam van het Staatse leger. Het lijkt zeer aannemelijk, gezien ook zijn kennis van de Hollandse verdedigingswerken, dat De Gomme niet lang hierna de Leidse ingenieursschool bezocht, zoals een Britse bron claimt. Die school was in 1600 op initiatief van Simon Stevin door Prins Maurits opgericht.

Simon Stevin (Brugge, 1548 – Den Haag of Leiden, 1620).

Je werd daar opgeleid tot rekenmeester, militair ingenieur, vestingbouwer en landmeter. De school maakte onderdeel uit van de Leidse universiteit, maar niet tot genoegen van de hoogleraren daar: de ingenieurs kregen in het Nederlands les, deels op basis van een door Stevin opgesteld curriculum. De openbare lessen werden gevolgd door landmeters, metselaars, timmerlieden, steenhouwers. Het is verleidelijk om verder te speculeren. Het kan niet anders of De Gomme volgde daar onderwijs. Wellicht ook deed hij dat samen met Prins Rupert van de Rijn, die hij wellicht in het Staatse leger had leren kennen. Rupert groeide deels op in Leiden: hij woonde in deze tijd in de Prinsenhof daar. Rupert laat later grote belangstelling zien voor vestingbouw en meetkunde. Zie bij voorbeeld zijn kubus. Rupert behoorde overigens ook tot de stichters van de Royal Society. Ruperts grootmoeder was bovendien de halfzus van Prins Maurits, die de Leidse school had gesticht.

In de voormalige Faliede Bagijnkerk werd in 1600 de Leidse Ingenieursschool gevestigd. In die kerk gaf wiskundige Ludolph van Ceulen al schermles, voordat hij rekenkunde en landmeetkunde ging doceren. Hij berekende als eerste π in 35 decimalen nauwkeurig, geholpen overigens door zijn vrouw. π heette vervolgens lange tijd het Ludolphiaanse getal. (J. Versluys, Beknopte geschiedenis der wiskunde. Amsterdam: A. Versluys, 1905. P. 98.)

In 1636 werd Bernard benoemd tot (gezworen) landmeter van het gewest Zeeland. Dat veronderstelt een opleiding daartoe. In april 1638 ging hij toezien op de aanleg van de buitengracht van fort Lillo: aannemer noch arbeiders bleken het bestek te kunnen lezen. Een maand eerder had vader Pieter het schapenhok op de schor achter Lillo moeten afbreken: die zal hinderlijk in het schootsveld hebben gestaan: het fort stond immers aan het front tussen de Spaanse en de Staatse troepen.

Bernard de Gomme, Stellingen rondom Rijnberk. British Library.

In 1641 diende Bernard in de compagnie van de uit Engeland afkomstige kapitein Campe. Hij kreeg toen de opdracht om zich als ‘extra-ordinair’ ingenieur bij het Staatse leger te voegen. Bracht hij toen forten en fortificaties of plannen voor aanpassingen daaraan in kaart? De tekeningen werden later door stiefzoon Adriaan Beverland geërfd, die ze wellicht verkocht of naliet aan superverzamelaar en executeur van zijn testament Hans Sloane, wiens boekenverzameling de basis zou gaan vormen voor de British Library. Daar dus bevinden zich de tekeningen nog steeds. Ik weet niet, welke ontwerpen daadwerkelijk zijn gerealiseerd, en of daar nog iets van over is. In ons land is nauwelijks geschreven over Bernard de Gomme. Hier is slechts één tekening van hem te vinden, een kaart van het front tussen Spaanse en Staatse troepen bij fort Sint-Job en de Zoutevaart en de Zoetevaart. Deze vaarten zijn later vergraven tot de Damsevaart. Alleen de contouren van het fort zijn nog te zien in het landschap, in België niet ver van de grens, enkele kilometers ten zuidwesten van Sluis. Bij een bombardement van Middelburg in mei 1940 zou een verzameling kaarten van de hand van De Gomme verloren zijn gegaan.

Bernard de Gomme, Caerte van de werckene, gemaeckt ontrent Ste Jop. 1640. Zeeuws archief. Op de kaart de Staatse en Spaanse posities en enkele verbrande huizen.

In 1642 werd Prins Rupert door zijn neef, de Engelse koning Charles I gevraagd bij hem in dienst te komen. In Engeland was een burgeroorlog uitgebroken tussen de koning en het parlement onder leiding van Oliver Cromwell. De Gomme ging met Rupert mee. Waren het maatjes? Was Rupert zijn ‘patroon’, zoals ergens vermeld? De sociale verschillen waren groot, maar wie weet werden die tenietgedaan als je samen op zeer jonge leeftijd in het leger had gediend.

Meer over De Gommes militaire carrière in Engeland in dienst van koning Charles I vind je hier. Meer over De Gommes carrière onder koning Charles II vind je hier.

De Gomme trouwde op 16 september 1654 in Middelburg met Catharina van Deynse. Zij was de dochter van de Veerse dominee Gideon van Deynse (of van diens broer Adriaen) en de kleindochter van beeldenstormer en watergeuskapitein Bernart van Deynse, heer van Herzelaer en Haesdonck. Deze jonker Bernart (ook wel Bernhard) van Deynse was in 1503 in Vlaanderen geboren als zoon van Hendrik van Deynse en Catelina van Damme. Hij overleed in Hulst op 29 augustus 1583. In 1550 huwde hij in Hulst Maria Reeckenaarts, die op 17 mei 1601 in Middelburg overleed. In 1561 diende Bernart nog koning Philips II, maar later sloot hij zich aan bij de protestantse opstandelingen. In Axel werd hij een voorman van de ‘Consistorie van zorg en beheer der jonge gemeente van nieuwe gelovigen’, en hij werd een ‘keercbreker’ en watergeus. Op 25 en 26 augustus 1566 (slechts twee weken na het begin van de beeldenstorm in de Lage Landen) leidde hij na de preek de sloop van de heiligenbeelden in de kerken van de Vlaamse stadjes Axel en Hulst. Met anderen pleegde hij ook aanslagen in Hulst. In 1566 moest hij op de vlucht, omdat de baljuw dreigde met ‘branden of hangen’. Op 9 juli 1571 stelde Lancelot van Brederode, admiraal in dienst van Willem van Oranje, hem aan tot kapitein van een watergeuzenschip. Of hij ook bij de veroveraars ven Den Briel behoorde, is niet bekend. De prins gaf hem het jaar daarop de opdracht om de Spanjaarden in Vlaanderen het leven zuur te maken. In maart 1578 veroverde hij met de burgers van Gent Hulst. Een van zijn zonen was Gideon. [Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8 (1930)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen, p. 387-388].

Haar huwelijk met De Gomme was Catharina’s tweede huwelijk. Eerder was ze gehuwd met Johannes Beverland[t], commies ter recherche in Sas van Gent. In 1648 viel hij in voor Jan van der Heijden, licentiemeester te Sas van Gent. Daarvoor kreeg hij 100 gulden per kwartaal. Als licentiemeester incasseerde hij belastingen en accijnzen, een functie waarmee je heel erg rijk kon worden. Toen Van der Heijden weer aan de slag kon, bleef Beverland de wedde incasseren. Dat leidde tot gedoe bij de Staten Generaal in Den Haag. Al eerder was er over hem bij de Staten Generaal geklaagd. Hij zou corrupt gehandeld hebben door in Biervliet schipper Huybrecht Jacobsz voor een tweede keer accijns te laten betalen voor een lading straatstenen, en dan ook nog eens het tarief voor vijanden van de staat. Na weigering te betalen keerde men terug naar Rotterdam, maar acht dagen later liet Beverlandt het schip aan de ketting leggen. De Staten Generaal lieten middels een resolutie gedateerd 30 maart 1645 Beverlandt met spoed weten, dat hij kapitein en schip moest laten gaan.

Beverland en Catharina kregen drie zonen, onder wie de jurist, filoloog en classicus Adriaan (Hadrianus) Beverland. In 1660 vertrok Catharina met De Gomme naar Londen. De zonen bleven achter in Middelburg, onder de hoede van dominee Pieter Coorne. Ze gingen daar, dankzij de erfenis van hun vader, naar de Latijnse school. Johannes werd in 1651 ingeschreven, Christop[ho]rus in 1659, Adrianus in 1663 [J.G. Vogler, ‘De leerlingen van het Middelburgsch gymnasium van 1629 tot 1905’ (Middelburg1906)].

Latijnse school, Middelburg.

Op 22 september 1657 verkochten de erfgenamen van watergeus Bernart van Deijnse, onder wie Catharina en Bernard de Gomme, de schorrenlanden van Zuiddorpe en Beoostenblij bij Axel aan twee soldaten: luitenant Joan de Vassij en majoor Joan Vincke. Beoostenblij was een dorp ten oosten van Axel, dat ‘verdronken’ was door inundaties in 1584. Na enkele eerdere mislukte pogingen werd het in 1653 ingepolderd. Was het een van de polders die De Gomme in die tijd zou hebben ingepolderd? Zuiddorpe lag ten zuiden van Axel. Door inundaties in 1586 was het afgesloten geraakt van Axel, en de facto Spaans gebied. Pa in 1646 werd het ingelijfd door de Republiek.

Londen.

Het sterfhuis van oom Bernard was de Tower in Londen. Daar bewoonde hij, waarschijnlijk sinds 1682, een groot ‘appartement’ van dertien kamers. Hij werd ook in de Tower begraven. Omstreeks 1660 was hij in Londen komen wonen, met zijn vrouw Catharina van Deynse, zonder haar uit haar vorige huwelijk geboren zonen, maar met hun twee dochters, over wie we bijna niets weten. In 1658 werd wellicht dochter Katherine in Lillo geboren. Zij overleed in 1672 in Londen: op 8 augustus werd ze begraven. Op 19 december 1667 werd door het Hogerhuis de naturalisatie van Sir Bernard de Gomme uit ‘Torneus’ in Vlaanderen vastgesteld, samen met zijn in Lillo, Brabant geboren dochter Katherine van ongeveer 9 jaar oud. Er is geen sprake van een dochter Anne, maar Katherine is te jong om de moeder van Katherine Boevey te zijn. Al snel woonde het gezin in Bury Street, Bevis Marks, naast een koekenbakker, en niet ver van Leadenhall House in de parochie van St. Katharine Gee. Die kerk overleefde de grote brand van 1666 en staat nog steeds in Leadenhall Street.

St. Katharine Gee, Londen.

Bury Street verbindt deze kerk met Bevis Marks. In Bury Street staat onder andere het Holland House. In die straat woonden ook ooit onder andere Jonathan Swift en Richard Steele. Die laatste liet De Gommes kleindochter voortleven als de perverse weduwe. Steele was de oprichter van de kortlevende maar uiterst invloedrijke tijdschriften The Tatler en The Spectator, bedoeld voor het hippe koffiehuispubliek, en nagevolgd in ons land: De Hollandsche Spectator van Justus van Effen, begonnen in 1731. Buitenlanders mochten niet handelen binnen de stadsmuren van Londen. Saint Katherine lag net buiten de muren, ten oosten van de Tower. Er woonden honderden Nederlanders. Met de komst van de Nederlandse stadhouder Willen III als nieuwe koning in 1688 verdwenen veel restricties.

In juli 1665 kwam De Gomme terug van een dienstreis naar Tanger. In Londen heerste de pest. Hij evacueerde zijn gezin naar Salisbury. Het jaar daarop overleed Catharina van Deynse in Middelburg, waar De Gomme nog een huis bezat. In 1667 gaf koning Charles II De Gomme toestemming om naar Zeeland te reizen. Hij was daar zo’n twee maanden, en gebruikte deze tijd wellicht om zaken af te handelen. Nichtje Maria was toen een jaar of twaalf, en heeft haar oom toen vast en zeker ontmoet.

Enkele maanden eerder was De Gomme hertrouwd met Katherina Lucas. Ze was een dochter van de uit Belle (nu Ballieu in Frans-Vlaanderen) afkomstige John van Acker. Ze woonde ook in Bevis Marks en het huwelijk werd voltrokken in St. Botolph’s in Bishopsgate (Saint Botolph-without-Bishopsgate). Dat jaar werd De Gomme genaturaliseerd (denization). Wie een ‘denizen’ had, mocht in onroerend goed handelen, maar kon het niet erven. In 1688 werd ook dat versoepeld. Vanaf 1708 werden denizaties omgezet in naturalisaties. In oktober 1685 stierf echtgenote Katherina Lucas. Ze werd begraven in de kapel van de Tower. Niet veel later, op 4 november, liet De Gomme zijn testament opmaken met daarin de wens om naast zijn vrouw te worden begraven. Dochter Katherine was al overleden: ze werd op 8 augustus 1672 in Londen begraven. Over dochter Ann(e) weten we zo goed als niets. Ze huwde met John Riches en kreeg in mei 1670 dochter Katharina. Anne overleed eerder dan haar vader: ze komt niet voor in zijn testament. Op 23 november 1685 overleed Sir Bernard de Gomme, de molenaarszoon uit Terneuzen. Hij werd in de kapel van de Tower begraven.

Begraafdatum Katherina Riches, dochter van Bernard de Gomme.

Het testament.

In zijn testament verdeelt De Gomme 3831 Engelse ponden, een halsband en onroerend goed. Dat is best een aardig kapitaal voor een molenaarszoon die een soort hoge ambtenaar was geworden, maar niet spectaculair veel. Wie erfden er?

Het grootste geldbedrag, 2000 pond en dus meer dan de helft, kreeg Adriaan (“Adrian’) Beverland, “son of my first wife Katharina van Deniza [sic] by her former husband”. Jurist, filoloog en classicus Beverland woonde sinds enige jaren in Londen, nadat hij door de rechtbank van de Universiteit van Leiden vanwege een studie naar de geschiedenis van de seksuele lust, in klassieke teksten en de Bijbel, uit Holland en West-Friesland was verbannen. Utrecht volgde dit vonnis, dus koos hij ervoor in Engeland een nieuw leven op te bouwen. Hij had al een tijd in Oxford gewoond, hij was bevriend met Isaac Vossius die in Windsor Castle woonde, en natuurlijk woonde zijn stiefvader er.

Portret van (H)adrianus Beverland, anoniem, ca. 1725. Naar Isaac BeckettRijksmuseum, Amsterdam.

De nog in leven zijnde andere stiefzoon, Johannes, staat niet in het testament. Johannes Beverland was in 1685 dominee in Waterlandskerkje en zou in 1687 weer naar Engeland zijn vertrokken (hij was al eens dominee in Great Yarmouth). Misschien had hij De Gommes bezittingen in Zeeuws-Vlaanderen geërfd. De derde broer, Christoffel, was in 1676 in Utrecht overleden. Adriaan kocht met zijn erfenis voor 725 pond lijfrenten bij de markies van Halifax en bij de nationale schatkist. Dat belegde bedrag leverde hem tot 1709 1448 pond aan rente op. De rest van het geld, plus legaten van de graaf van Carbery en van zijn broer Johannes (twee keer honderd pond) jaagde hij er in korte tijd doorheen. Hij moest uiteindelijk van de uitkering op zijn lijfrenten leven, een jaarlijks bedrag van 78 pond. Vlak voor zijn dood schrapte hij zijn vriendin Rebecca Tibbith en hun dochter Anna uit zijn testament. De dochter van broer Christoffel, (weer een) Catharina (gehuwd met de Utrechtse groefbidder Pieter de Nevius), erfde zijn bezittingen blijkens zijn op 21 januari 1704 opgemaakte testament. Daaruit blijkt ook dat hij inmiddels geen atheïst meer was.

In dat testament werden Thomas Smith en Hans Sloane benoemd tot curators. Ze moesten ook een marmeren steen op zijn graf leggen met als tekst (in het Latijn):

That in death at last I may rest in a quiet place.
Hadriaan Beverland
Not just any sinner
Here I lie, where you who reads this
Would not want to lie. Yet you would want to,
If with the whispers of Beverland you would know
To delight the shades of Vossius and Heinsius.

Zo’n grafsteen is nooit aangetroffen. Hans Sloane had een ongekende verzameling van prenten, boeken, manuscripten, munten, natuurhistorische voorwerpen etc. verzameld. Het werd de basis van het British Museum en de British Library en het Natural History Museum, alle in Londen.

Michael Rysbrack (1736): Buste van Hans Sloane. Terracotta. British Museum.

Smith was in die tijd de bibliothecaris van de Cotton bibliotheek, de grootse particuliere verzameling van manuscripten (het Beowulf-manuscript, het Lindisfarne-evangeliarium, de Codex Alexandrinus als topstukken), nu in het bezit van de British Library.

Thomas Smith, Catalogus librorum manuscriptorum Bibliothecæ Cottonianæ. Oxford:  At the Sheldonian Theatre, 1696.

Wie erfden er nog meer?

Omgeving van Pieter Borselaer: Catherine Boevey. Dit schilderij werd in oktober 2022 geveild als onderdeel van een grotere collectie goederen uit Flaxley Abbey.

Pieter Borssel(a)er portretteerde ook de dichter Samuel Butler, te zien in het National Portrait Gallery.

Uit De Gommes testament:

Bernards kleindochter, de 15-jarige en net gehuwde dochter van Anna en John Riches, erfde 1000 pond. Deze kleindochter, Katherina (Catherine) Bo(e)vey, werd door Richard Steele een beroemdheid, toen hij haar portretteerde als de perverse weduwe. Pervers, omdat ze vanwege schoonheid, intelligentie en rijkdom buitengewoon begeerlijk was, maar alle mannen die haar het hof maakten, afwees. Anders dan haar grootvader heeft zij wel een, zelfs twee grafmonumenten. Wikipedia beweert, dat Anna Davall haar moeder was. Die zou in 1668 met John Riches getrouwd zijn. Maar dat klopt dus niet.

Cecil Aldin (1909): De perverse weduwe wordt het hof gemaakt. Omslag van: Richard Steele, Washington Irving, The Perverse Widow and The Widow. New York: E.P. Dutton and Co., 1909.

De Davall-familie.

In mei 1669 regelde De Gomme de denizatie van de uit Amsterdam afkomstige weduwe Anna Davall. Ze was daar op 6 februari 1642 met de koopman Thomas Davall in ondertrouw gegaan. Ook zij belandden in Londen. Thomas werd in 1647 [??] genaturaliseerd: hij kwam dus oorspronkelijk niet uit Engeland. Anna’s meisjesnaam was Anna Potts, en ze was de dochter van Thomas Potts, wel afkomstig uit Engeland.

Haar broer, Thomas Thomasz Pot(t)s, was gehuwd met Alida (Aelken) de Ruyter, dochter van zeeheld Michiel de Ruyter. Thomas jr. werd dominee in Vlissingen, waar ook de zwager van Bernard de Gomme sinds 1668 predikant was: Bernard van Deinse. Beide dominees speelden een belangrijke rol bij de Nadere Reformatie, het begin van de zwartekousenkerken. In 1666 was Deinse dominee op de Nederlandse vloot tijdens de Engelse oorlog. Wellicht zag hij met eigen ogen de Engelse fortificaties ontworpen door zijn zwager.

Jurriaen Jacobsz (1663): Alida de Ruyter (1642-1679). Detail. Rijksmuseum.

In haar testament, gedateerd 24 december 1688, noemt Anna Davall haar dan in leven zijnde kinderen: zoon Thomas (op 3 april 1644 in Amsterdam gedoopt) en vijf dochters Sarah (op 25 december 1642 gedoopt in Amsterdam), Anna (als Hannah op 24 december 1645 in Amsterdam gedoopt) en Lydia, Elisabeth en Mary. Thomas jr. huwde Rebecca Burr, en werd in 1682 geridderd. Hij was toen al een burgess van Harwich (een titel met speciale rechten). Hij bezat aanzienlijke onroerende goederen in Wrabnese, Ramsey en Dovercourt, en in de City van Londen. Ook vertegenwoordigde hij in Londen de VOC. In 1695 werd hij parlementslid voor Harwich.

Grafmonument voor Thomas Davall en Anna Potts (1700). St. Mary-at-Hill, Londen. Thomas werd 44, Anna werd 80. Zoon Jasper en Samuel stierven eerder dan hun moeder ‘overseas’, zoon John in Londen. Nog in leven zijnde kinderen: oudste zoon Sir Thomas Davall en dochters Sarah, weduwe van William Pocock, Anna, gehuwd met John Riches, Lidia, gehuwd met John van Hattem, Elizabeth en Marie.

Lydia Davall huwde in 1683 in St. Martin Orgar John van Hattem. Ze kregen minstens drie kinderen, onder wie Lydia (Lidia) Catharina van Hatten. Die huwde met de neef van haar moeder, Thomas Davall, de zoon van Thomas II en Rebecca Burr. Na diens overlijden in 1714 huwde ze James Bridges, de eerste hertog van Chandos. Lydia Catharina had na veel procederen tegen haar familie een jaarlijkse uitkering van 800 pond weten te scoren.

Thomas Hudson: Lady Lydia Catharina Davall-van Hatten. Courtauld Institute of Art, Witt Library.

De weduwe was dus een begeerlijke partij voor de in financiële moeilijkheden verkerende James Brydges, de hertog van Chandos. Die had veel geld uitgegeven aan de aanleg van een meer dan tien mijl lange privéweg van zijn huis in Londen naar zijn landhuis bij Stanmore. Daar woonde ook zijn hofcomponist, Georg Frideric Händel. Een achterkleindochter van zijn zus Mary was de schrijfster Jane Austen. Lydia Catharina overleed in 1721 en werd in de Nederlandse kerk van Londen begraven.

Herman van der Mijn: James Brydges, 1st Duke of Chandos (1674-1744), voor 1726. London, National Portrait Gallery.

John van Hattem is de zoon van Ludolph van Hattem en Lijsbeth van Dilsen en werd op 5 maart 1643 in Dordrecht als Jan gedoopt (er worden ook andere data genoemd). Thomas Davall trouwde dus met Rebecca Burr, en dochter Anna met John Riches. De twee andere dochters bleven ongehuwd. Rebecca was de dochter van Daniel Burr, een Engelse koopman die in 1633 in Amsterdam was getrouwd met Maria Witzingam. Rebecca werd er op 20 maart 1647 gedoopt in de Engelse kerk.

De vijftienjarige Katherina Bovey huwde in 1685, en dus geboren in 1670, met de twee jaar oudere William Bo(e)vey, zoon van filosoof, jurist en auteur van ‘self help’-boeken James Boevey, in het Nederlands ook Jacob Boeve genaamd, want afkomstig uit Middelburg.

Navolger van Gilbert Jackson: James Boevey. Dit schilderij werd in oktober 2022 ruim onder de getaxeerde waarde verkocht.

Schoonzoon John Riches, en executeur, erfde alle onroerend goed in Kent. De Gomme had Waddenhall Manor gekocht, in de buurt van Canterbury, en landbouw en bosgrond daaromheen in de parochies Waltham en Peltham, en een stuk land in de North Downs ten zuidoosten van Londen. Na Riches’ overlijden kwam het via James Butler jr., van wie John Riches de voogd was, in handen van de Butler-familie: de Butlers van Amberley. In 1780 erfden Robert Clough en diens vrouw Ann Jemima Butler het. Hun kleindochter Anne Jemima Clough (1820-1892) was een van de eerste suffragists (minder radicaal dan de latere suffragettes) en promotor van universitair onderwijs voor vrouwen. Kleinzoon Arthur Hugh Clough (1819-1861) werd dichter en onbetaald secretaris van Florence Nightingale. John Riches was van Engelse komaf maar groeide op in Amsterdam. Hij was verwant aan de Butler-familie. Hij was op Eerste Kerstdag 1633 in de Oude Kerk gedoopt als Johannis Riches. Zijn ouders waren Davidt Riches en Catrijna Butler. Catrijna’s vader was Matthew Butteler of Eastry. Haar broer, Jan Bouteleur, was koopman in Amsterdam, wonend in de Warmoesstraat 93.

Achterkant Warmoesstraat 93, aan het Oudekerksplein (nr. 13).

De kring van kooplieden, waarin De Gomme verkeerde, was zeer kosmopolitisch. Ze waren geboren in Antwerpen, of Keulen, of Engeland, en woonden dan weer in Amsterdam, dan weer in Londen, waar ze de Nederlandse kerk bezochten. Probleem is, dat ze daardoor in de archieven veel naamsvarianten kennen. Butler werd in Amsterdam Bouteleur, of Bottelaar, of Butteler. Jacob Boeve uit Middelburg, maar oorspronkelijk uit Vlaanderen heette in Amsterdam Jacob Boeve, in Londen James Boevey, of Bovey. Riches was wellicht eerder Ritsaerts. James jr. was de zoon van James Butler sr. en Prudence van Acker, en zij was weer de zus van De Gommes laatste vrouw Katherina Lucas. Francis Vanacker was een neef, zoon van broer Nicholas. Die was gehuwd met de zus van William Boevey, Cornelia. Butler sr. was lid van het Engelse parlement. Jan Bouteleur (Butler) was gehuwd met Agneta Ruts, de dochter van Nicolaas Ruts, een bonthandelaar die door Rembrandt werd geportretteerd.

Rembrandt van Rijn: Nicolaes Ruts. 1631 (Frick Collection, New York).

De Gomme had zich dus, waarschijnlijk vooral via de Nederlandse kerk in Londen, weten te verbinden aan rijke Engels-Nederlandse handelsfamilies.

In 1685 hadden John Riches en Anna Davall één kind, een halfzus dus van Katherina Boevey: Anne Riches. Die was bij De Gommes overlijden dus hooguit 13 jaar oud. Ook zij erfde: 300 pond, uit te keren als ze 21 werd of bij een huwelijk voor die datum. Moeder Anna Davall erfde overigens de paarlen halsband van Katherina Lucas.

Huisknecht Jonas Watson erfde 50 pond. ‘Mourners’ Brayton, Garden en Smith erfden ieder 5 pond. Vormden ze het huispersoneel? Ook ene Elizabeth Lather erfde 5 pond. Vier klerken van de Ordnance Survey erfden ieder 12 pond. De Nederlandse kerk in Londen kreeg 288 pond, ter verdeling onder de armen. De armen van de Christchurch parochie kregen 50 pond. Tot slot erfde Christ’s Hospital 70 pond, ‘for the good of the poor blewcoat boys’. Leerlingen van deze school voor armen droegen (en dragen!) een blauw jasje.

Caxton Street, Londen.

De erfenis van De Gommes kleindochter Katherina, 1000 pond, werd ondergebracht in een trust: ze ontving daaruit de rente. De trustees waren haar vader en James Butler jr. Vertrouwde De Gomme haar echtgenoot niet? Toen ze overleed, was er nog 500 pond over. De dominees van de Nederlandse kerk in Londen kregen daarvan 100 pond, de armen 400 pond. Katherina liet echter veel meer geld na. Ze erfde heel veel van haar vader en nog meer van haar vroeg overleden echtgenoot, waaronder het enorme landgoed Flaxley Abbey. Ze was de laatste in lijn van de Boeveys. Ze erfde dus ook van andere Boeveys veel. De kinderloze weduwe en haar vriendin Mary Pope deden op grote schaal aan liefdadigheid. Wat er over was kwam in handen van een achterneef, Thomas Crawley. Die voegde Boevey achter zijn naam. Die achternaam ging over op de Barrow-familie, baronets of Highgrove. Deze Crawley-Boevey familie bestaat nog steeds: de huidige en negende baronet is Sir Thomas Hyde Crawley-Boevey. En nee, de Crawley-familie van Downton Abbey is fictie.

Biografieën over De Gomme:

Gordon Goodwin, Bernard de Gomme. In: Dictionary of National Biography. London: Smith, Elder, & Co., 1885-1900. Vol. 22, p. 103, 104.

Jennett Humphreys, Catharina Bovey. In: Dictionary of National Biography. London: Smith, Elder, & Co., 1885-1900. Volume 06, p. 37-38

by

TOT HIER. Hieronder nog verwerken.

Bernard de Gomme, Order of the Battle of Edgehill (23 oktober 1642). Jaartal onbekend. Royal Collections.

Twee maanden na de slag vervult ‘captain’ Bernard de Gom garnizoenstaken in Wallingford en verstevigt hij er de fortificaties. Hij zorgt er onder andere ook voor de wapens. In februari bij voorbeeld gaat het om een zending van 40 musketten en 30 spiezen.

parlementariërs. Charles ontsnapte uit de stad, verkleed als bediende. Hij gaf zich over aan een Schotse legereenheid. Die Schotten leverden de koning na lange onderhandelingen uit voor het enorme bedrag van 100.000 pond. Charles I werd gevangengenomen en uiteindelijk, in 1649, onthoofd. Zijn zoon Charles II ging in ballingschap.


Terug naar de Republiek.

De Gomme en Prins Rupert kregen samen een vrijgeleide uit Oxford. In 1646 keerden ze terug in de Republiek. De Gomme ging waarschijnlijk aan de slag als civiel ingenieur. Hij ontwierp polders in Vlaanderen. Maar in 1647 werd hij in het Staatse leger benoemd tot ‘contrarolleur’ van de vestingwerken, als opvolger van de drie jaar eerder benoemde mathematicus Genesis Paen. In 1649 werd hij weer tot kwartier-meester van alle Engelse en Waalse troepen benoemd, nu door de toekomstige Britse koning Charles II. Dat gebeurde op 15 juni in Breda, waar Charles zich toen als balling bevond. Paen werd waarschijnlijk direct weer herbenoemd in zijn oude functie: in 1660 was hij weer ‘opzichter van ’s lands fortificatiën’. In 1654 trouwde Bernard in Middelburg met Catharina van Deynse, weduwe van Johannes Beverland.

Ontwerp of herontwerp voor fort Lillo, door Bernhard de Gomme (British Library).

Catharina was de dochter van de Veerse dominee Gideon van Deynse en de kleindochter van beeldenstormer en watergeuskapitein Bernhard van Deynse, heer van Herzelaer en Haesdonck. Deze Bernhard van Deynse was erbij, toen op 25 en 26 augustus 1566 (twee weken na het begin van de beeldenstorm in de Lage Landen) in de kerken van de Vlaamse stadjes Axel en Hulst na de preek de beelden werden gesloopt. Later veroverde hij met bewapende burgers uit Gent het stadje Hulst. Bernard de Gomme en Catharina kregen samen dochter Anna. Catharina had al drie zonen, onder wie de latere classicus en jurist Adriaan (Hadriaan) Beverland.

De Gomme, Fortificatie van Plymouth.

In dienst van koning Charles II.

Bernard de Gomme keerde na de Restauratie weer terug naar Londen. Na het overlijden van Cromwell was Charles II door een delegatie met onder andere Samuel Pepys overgehaald vanuit Scheveningen naar Engeland terug te keren. Op 29 mei 1660 arriveerde hij in Londen, waar hij als koning vooral aan de slag ging met allerlei actrices, kunstenaressen en andere schoonheden, en het verwekken van een groot aantal kinderen bij weer andere maitresses. En hij vocht het een en ander uit met de Republiek. In de Tweede Engelse Oorlog veroverden de Engelsen Nieuw Amsterdam, maar die oorlog eindigde met de voor de Engelsen dramatisch verlopen tocht naar Chatham. Bij die tocht naar Chatham werd het nog in aanbouw zijnde fort Sheerness verwoest. Het fort was ontworpen door De Gomme. Het werd nauwelijks verdedigd door wat Schotse soldaten, van wie enkelen overliepen naar de Nederlanders. Het is heel wel mogelijk, dat een van hen Alexander Kenti was, stamvader van de Nederlandse Kentie-familie.

Enige overblijfsel van het door De Gomme ontworpen fort Sheerness. Zie hier.

De Gomme was door Charles benoemd tot hoofdingenieur van alle fortificaties en koninklijke kastelen in Engeland (Chief Royal Engineer). Hij legde de fortificaties van Duinkerken aan, en het Tilbury Fort, kwam met plannen voor de fortificatie van Dublin en bracht de Kanaaleilanden in kaart.

Sir Bernard de Gomme en Thomas Phillips, Guernsey (1680). Royal Museums Greenwich

In maart 1667 gaf hij adviezen over versterkingen voor de Medway, Portsmouth en Harwich. Nadat Michiel de Ruyter onder andere het fort van Sheerness had verwoest, werd De Gomme belast met het herstel en de aanleg van betere fortificaties. In 1666 was Katherina van Deynse in Middelburg overleden. Op 15 oktober het jaar daarop trouwde hij (hij woont dan in de nog steeds bestaande straat Bevis Marks) in Londen in de Saint Botolph-kerk of de Saint James-kerk met Katherina Lucas, een weduwe van 50 jaar.

In 1683 werd de Board of Ordnance gemoderniseerd en gerationaliseerd. De zorg voor munitie, materieel, forten en fortificaties miltaire cartografie en andere ondersteunende diensten was een oude maar chaotisch georganiseerde militaire taak. De eerste Chief Engineer van deze nieuwe dienst, gevestigd in de Tower of London, werd Bernard de Gomme. Hij was het niet lang: op 23 november 1685 stierf hij in Londen. Hij werd begraven in de kapel van de Tower. Bron: W.A. Seymour (ed.)., A history of the ordnance survey. Folkestone: Wm Dawson & Sons, 1980. P. 3.

Copyright Theo Kentie.

Geverifieerd door ExactMetrics