Hier wordt nog gewerkt.

In 1660 voer Sir Bernard de Gomme, een voorouder van mij, als kwartiermeester-generaal in dienst van de Engelse koning Charles II naar Engeland. De Gomme was elf jaar eerder door Charles I benoemd tot kwartiermeester-generaal van alle troepen in Engeland en Wales. Hij voer mee met de schepen die Charles II vanuit Scheveningen in juni dat jaar terugbrachten op de Engelse troon. Of misschien pas in oktober, toen zijn ‘maatje’ Prins Rupert met 20 paarden vanuit Holland naar Engeland terugkeerde. De Gommes vrouw, Catharina van Deynse, kwam ook naar Londen: haar drie zonen uit haar vorige huwelijk, onder wie de tienjarige Adriaan Beverland, bleven in Middelburg achter. Wel ging waarschijnlijk hun dochter Katherine mee, enige jaren eerder geboren in Lillo. Het kan niet anders of er was ook nog een oudere dochter Anne. Die staat vermeld op de geboorteakte van Katherina Riches. Verder weten we niets van haar. Op enig moment woonde het gezin in Bury Street, Bevis Marks, naast een koekenbakker, niet ver van Leadenhall House in de parochie van St. Katharina Gee. In die omgeving buiten de oude stadsmuren woonden veel kooplieden van Hollandse afkomst: de Nederlandse gereformeerde kerk was nog geen halve mijl verderop. Wonen binnen de oude stadsmuren van de City was bovendien voor buitenlanders verboden. In 1665 verkaste het gezin kort naar Salisbury vanwege de heersende pestepidemie, die zo’n 100.000 Londenaars het leven kostte. Catharina van Deynse stierf het jaar daarop in Middelburg. Op 7 oktober 1667 hertrouwde De Gomme met Katherine Lucas, dochter van de uit Vlaanderen afkomstige koopman John van Acker. Ook zij woonde in de buurt. Het huwelijk werd voltrokken in de kerk van St. Botolph’s in Bishopsgate (Saint Botolph-without-Bishopsgate). In datzelfde jaar werd De Gomme genaturaliseerd (dat wil zeggen: hem werd de denization verleend, wat niet alle maar wel veel burgerrechten verleende). Uit de daarbij behorende acte weten we van het bestaan van dochter Katherine, geboren in 1658. Ook werd haar begrafenis geregistreerd, op 8 augustus 1672. Volgens De Gommes biograaf Saunders is Katherine de moeder van Katherine Riches. Haar doopakte noemt echter als moeder Ann Riches, met als vader John Riches. Dat zorgt voor veel verwarring. Volgens veel bronnen zou dat Anna Davall moeten zijn. Dat is John Riches’ tweede vrouw, de dochter van Anna Davall, geboren Potts. Uit het testament van Bernard de Gomme blijkt echter, dat Katherine Boevey zijn kleindochter is: ze is dus niet verwant aan de Davalls. In het testament van Anna Davall-Potts, de moeder van Anna Davall, komt geen kleindochter Katherina voor. Dat testament werd opgemaakt in 1688. John Riches’ laatste wil stamt uit 1718. Zijn goede vriendin Mary Pope (die samenwoonde met zijn dochter Catherina (Katherine) Boevey), erfde 50 pond “for her great care trouble and kindness for me” in zijn laatste jaren. Catharina erfde al zijn vastgoed in onder andere Kent, Londen en Surrey en al zijn persoonlijke bezittingen. De armen van de parochie Christ Church in Surrey (nu Southwark in Zuid-Londen) werden bedeeld, en zijn personeel. Van andere familieleden naast Catharina is geen sprake.
De Gomme werd in augustus 1660 benoemd tot engineer-general. In die functie was hij verantwoordelijk voor de forten en fortificaties en alle koninklijke paleizen. Die fortificaties lagen vooral aan de kust en vroegen veel aandacht. Ze waren ernstig verwaarloosd. Dat was vooral een probleem omdat de dreiging van oorlog met de Republiek der Verenigde Nederlanden steeds groter werd. Later werd De Gomme ook nog surveyor-general. Als ingenieur had hij ook in en om Londen veel werk, te beginnen met aanpassingen aan de Tower. Dat was een koninklijk paleis, maar ook het hoofdkantoor van de Ordnance Survey, die niet alleen verantwoordelijk was voor gebouwen en fortificaties, maar ook voor de uitrusting van het leger. De Tower van Londen staat als een citadel aan de rand van het centrum van de stad aan de oevers van de Thames, in De Gommes tijd gescheiden door een werf, nu alleen nog maar de naam van een stuk straat. De kantoren van de Ordnance Survey waren in de White Tower, de donjon die gebouwd werd door Willem de Veroveraar en in 1240 werd witgeschilderd. Er werden wapens en munitie en buskruit opgeslagen en zelfs, tot ver in de 19e eeuw, wapens gefabriceerd. Ook waren er appartementen voor functionarissen van de Ordnance Survey. En je kon er, op de hoogste verdieping, tot 1747 gemarteld en onthoofd worden.

Pistool, gefabriceerd in de Tower, 1840.
Na de Restauratie (het herstel van het koningschap in 1660 onder Charles II) werd de Office of Ordnance gereorganiseerd: er kwamen barakken en opslagplaatsen bij. En er werden nieuwe kantoren en verblijfsruimten voor de belangrijkste officials gecreëerd. Dit alles gebeurde vooral aan de noordkant van de Witte Toren en op de werf. Hoofdingenieur De Gomme zag toe op deze verbouwingen. Soms weten we van zijn bemoeienis door ondertekende documenten, vaker moet dat op basis van zijn functie als chief engineer verondersteld worden. Op 17 januari gaf de koning opdracht voor de bouw van een warenhuis voor de opslag van wapens en voorraden. Het gebouw, nu bekend als de New Armouries, kwam aan de oostkant. We weten niet precies, wat de bijdrage van De Gomme aan dit gebouw was. Daarna werd het paleis naar het westen uitgebreid, toen bekend als Coldharbour. In de White Tower was het buskruit opgeslagen. Gebouwen die direct naast de opslag stonden, werden als riskant gezien. Vanaf de werf, zo was het plan, moest een veiliger doorgang naar de opslag worden gerealiseerd. Maar veel plannen moesten wachten op uitvoering: andere projecten gingen blijkbaar voor.
De New Armouries binnen de Tower. 1663-1664. Wellicht (deels) ontworpen door De Gomme.

Op zondag 2 september 1666 brak kort na middernacht brand uit in een bakkerij in de Pudding Lane, hartje Londen, binnen de oude Romeinse muren. Vier dagen later, op donderdag, was het grootste deel van de binnenstad compleet in de as gelegd. Het vuur bereikte net niet de Tower. Was dat wel gebeurd, dan waren de gevolgen niet te overzien geweest: het was immers ook de opslag voor buskruit. De Gomme wist ongetwijfeld buitengewoon goed wat zo’n buskruitramp voor gevolgen had: hij bevond zich in de Republiek toen, op 12 oktober 1654 (Gregoriaanse kalender), een groot deel van de binnenstad van Delft werd verwoest bij de ‘Delftse Donderslag’.

The Great Fire of London, september 1666. Rechts de Tower.
Toen de brand uitbrak, was De Gomme bezig in Plymouth met het toezicht op de bouw van de door hem ontworpen Citadel van Plymouth, nog steeds in gebruik en nog steeds met een militaire functie. Dat ging voor alles: de Republiek dreigde Engeland aan te vallen, versterkingen waren hard nodig. In oktober keerde hij terug naar Londen. Een maand later, op 15 november gaf de koning de opdracht om de huizen bij de Tower af te breken, alle (brandgevaarlijke) schoorstenen te slopen en een nieuwe opening in de kasteelmuren te maken van de werf naar de Coldharbour zodat het buskruit veilig naar binnen kon worden getransporteerd. Ook moest er een brug over de slotgracht worden gemaakt. Alle moest uitgevoerd worden volgens de ontwerpen van De Gomme.
In dezelfde maand kwamen de Ordnance Officers met het idee om de verdedigingswerken van de Tower aan te passen. Tussen 20 en 24 november 1666 maakte De Gomme een ontwerp. Het behelsde de versterking van de westelijke toegang met een groot ravelijn of een vrijstaand bastion, met locaties voor kanonnen en een veel bredere slotgracht, plus nog ingrijpendere aanpassingen aan bestaande gebouwen, waarvoor ook weer gesloopt moest worden. Zijn plannen bleven grotendeels plannen, enkele uitwerkingen werden jaren later doorgevoerd.
In 1667 klaagde de koning over het aanzicht van de Tower, nu de aanpalende huizen waren gesloopt. Ook de gracht stelde in zijn ogen niet veel voor. Hij eiste van de Ordnance Officers, dat eindelijk met de plannen van De Gomme werd begonnen. In dezelfde maand april begon De Gomme met behulp van een in de gracht gelegde boot en twee arbeiders te onderzoeken wat er moest gebeuren. Andere, soms vergaande plannen voor militair noodzakelijke moderniseringen bleven op de plank liggen: de werken aan de kustverdediging hadden nog steeds prioriteit. Enkele jaren later werden kleine aanpassingen wel uitgevoerd, zoals de sloop van het oude bolwerk op Tower Hill.
De Gomme, Niet uitgevoerd ontwerp voor versterking Tower. November, 1666. Royal Armouries.

In maart, april en mei 1667 is De Gomme druk bezig in Harwich en Plymouth aan de versterkingen van die havensteden. In juni vaart een enorme Hollandse vloot onder leiding van Michiel de Ruyter de Medway op. Het nog in aanbouw zijnde fort Sheerness, naar een ontwerp van De Gomme, wordt zonder veel tegenstand veroverd. In Chatham wordt een groot deel van de Engelse vloot vernietigd of buitgemaakt.
In 1668 zijn de werkzaamheden aan de Tower nog aan de gang, volgens de plannen van De Gomme, waarop Charles enkele verbeteringen aanbrengt: de huizen zijn gesloopt, maar de slotgracht moet nog steeds een stuk breder, en om de werf aan de Thames moeten hekken komen, de ijzeren poort moet goed vastgezet worden, dat soort zaken.
In 1679 werd het zeer onrustig in de stad: de dreigende troonopvolging van Charles door zijn katholieke broer James leidde tot de Exclusion Crisis. Een deel van het parlement wilde uitsluiten, dat een katholiek koning werd. Dat wettelijk regelen lukte niet. Het parlement viel uiteen in twee partijen, de Tories (tegen de uitsluiting) en de Whigs. Charles vreesde weer een burgeroorlog. De Tower moest daarom als fort gemoderniseerd worden, zodat het een belegering kon doorstaan. Een deel van die werken, bedacht door De Gomme of onder zijn toezicht, werd uitgevoerd. James werd wel koning, maar werd in 1688 door de Hollandse stadhouder Willem II en zijn vrouw Mary van de troon gestoten: de Glorious Revolution.

Eerder was er een poging gedaan om Charles’ oudste zoon te ‘ontbastaarden’. Die was op 9 april 1649 in Rotterdam geboren. Moeder Lucy Walter, gek op affaires met vooraanstaande mannen, had Charles in Den Haag weten te versieren, toen hij op bezoek was bij zijn zus. In 1657 had Charles zijn zoontje in Parijs laten kidnappen, toen moeder Lucy vader Charles was gaan chanteren. Het jaar daarna, op haar doodsbed, zou ze de latere bisschop van Durham hebben verteld, dat ze officieel met Charles in het huwelijk was getreden. Het zwarte kistje met bewijsstukken raakte echter kwijt. Na de Restauratie gaf Charles zijn zoon de titel van Hertog van Monmouth. In 1678 ontkende Charles ooit met Lucy getrouwd te zijn geweest. In 1685 had hij geen erkende erfgenamen, broer James werd koning. De Hertog van Monmouth verzamelde een legertje om zijn oom van de troon te stoten. Dat liep op niks uit. Op 15 juli 1685 werd hij vanwege hoogverraad op Tower Hill onthoofd. In 1701 werd de Act of Settlement aangenomen: katholieken konden geen koning meer worden. Afbeelding: Sir Peter Lely, Lucy Walter.
De Exclusion Crisis leidde tot het deels uitvoeren van oudere plannen van De Gomme, waarmee men nog in 1682 bezig was. Sir Jonas Moore jr. had zijn vader opgevolgd als surveyor-general van de Ordnance Office, en had de aanpassingen aanbevolen. De man viel in juli 1682 dusdanig hard van zijn paard, dat hij overleed. Zijn assistent, Sir Bernard de Gomme, volgde hem onmiddellijk op. De situatie in de stad was dreigend. De barakken binnen de Tower werden aangepast, De Devlin toren en andere torens kregen platforms voor kanonnen. De Brass Mount kreeg twee kanonsgaten, en Legge’s Mount werd herbouwd. Het is niet helemaal zeker, of alle ontwerpen van de hand van De Gomme zijn, maar het kan gezien de verschijningsvorm en handtekeningen van hem onder officiële stukken bijna niet anders. Legge’s Mount ziet er nog grotendeels uit als na de verbouwing van 1683. Er gebeurde meer. De bestrating vanuit de Tower naar de Thames Street werd aangepakt, reparaties aan de huizen voor de bewakers uitgevoerd, de waterafvoer van de Witte Toren gerepareerd. Vlak voor zijn dood in 1685 correspondeerde hij met Lord Dartmouth nog over de opstelling van kanonnen en het toezicht op de sluizen.

Legge’s Mount, Tower van Londen.

Legge’s Mount, reconstructie situatie 1683 (Saunders, 2004)
De laatste jaren van zijn leven woonde De Gomme in een 13-kamer appartement in de Tower. Of hij al in de Tower woonde toen hij nog assistent was van Sir Jonas Moore Sr. en Sir Jonas Moore Jr., is niet bekend. Zijn tweede vrouw, Katherina Lucas, overleed er in oktober 1685. De Gomme overleed de maand erop, op 23 november 1685. Beiden werden in de kapel van de Tower begraven. Er is geen grafmonument bewaard gebleven.
Windsor Castle, Greenwich en Woolwich.
De Gomme was als chief engineer niet alleen verantwoordelijk voor de fortificaties, maar ook voor de koninklijke kastelen. Daartoe behoorde de Tower, maar natuurlijk ook Windsor Castle. Dat kasteel was tegelijkertijd een zwaar verdedigd fort. Prins Rupert werd in 1668 de beheerder van het kasteel. Hij liet de Ronde Toren uit de Normandische tijd verbouwen tot zijn verblijf. De verdedigingswerken werden versterkt. Op 27 oktober werd De Gomme belast met het toezicht op deze werken. In juni 1670 keerde hij weer terug met Jonas Moore vanwege uitgebreide versterkingswerken. Met Charles II bekeek hij in september de voortgang van de bouw. In de zomer van 1671 was De Gomme enkele dagen per maand aanwezig ‘vanwege de fortificaties’. In januari 1672 kwam hij weer langs. Tien jaar later op 18 en 19 mei 1682, nu als assistent van Jonas Moore, overlegde hij met andere belangrijke officieren in de Koninklijke Raad over het kasteel, en ook in 1684 was hij in overleg over de reparatie van Cary’s Tower en met plannen voor een ophaalbrug en verblijven.

Windsor Castle vanaf de Theems, Jacob Vorsterman, 1690. National Maritime Museum, USA.
Het observatorium in Greenwich viel direct onder de Ordnance Office. Het stond op de heuvel boven het voormalige paleis daar. In 1669 werd er een opslagplaats voor kanonnen gebouwd. Ook kwam er een vuurwerklaboratorium voor de Ordnance. In 1681 bekeek De Gomme problemen in de muur van het observatorium. In 1683 liet hij de oude wapenopslagplaats verbouwen tot het laboratorium en de woning voor ene Ernest Heinrich de Rüys: de tekening van zijn hand is bewaard. Maar vlak voor zijn dood bij een bezoek aan Greenwich was het laboratorium nog niet ingericht.

De Octagon Room in Greenwich, naar een ontwerp van Sir Christopher Wren (1676). We zien astronoom John Flamsteed met twee assistenten. De tekening is van Francis Place, bedoeld voor een boek van Flamsteed in een editie van Edmond Halley. Flamsteed liet de meeste exemplaren vernietigen.
In Woolwich was een belangrijk arsenaal (nog zonder eigen voetbalclub). De Tweede Engelse Oorlog maakte het belang ervan duidelijk: niet ver van Londen, niet ver van de Noordzee. In juni 1667 liet Prins Rupert het arsenaal beveiligen door een batterij van zestig kanonnen. In 1670 ging De Gomme op zoek naar een betere plaats voor die batterij, nog iets verder stroomafwaarts van de Theems. Het situatie van Woolwich was verre van ideaal. In 1680 kwam De Gomme met verbeteringen, in 1682 kwam hij met een herinrichtingsplan voor Tower Place. Er kwam een nieuw verblijf voor de ‘master gunner’ en twaalf verblijven voor de kanonniers. Ook zorgde hij voor een opslagplaats voor salpeter, geïmporteerd door de East India Company.
Tower Place, Woolwich, met de Toren en de Koninklijke Militaire Academie, ca.1775.
