WIE WEET MEER OVER HEM?
(Dit bericht wordt nog voortdurend aangepast).
Ik ben sinds 9 juni 2022 niet meer op zoek naar informatie over Herbert Stahl, bij voorkeur van na de oorlog. Hij overleed op 16 april 1981 in Rotterdam. Herbert Stahl werd geboren op 12 augustus 1921 in Rotterdam. Zijn vader was de uit Hannover afkomstige matroos en bootwerker Heinrich Karl Hermann Konrad Gottfried Stahl. Zijn moeder was Esther Vreeland. Esther stamde uit een rondtrekkende familie van Joodse muzikanten. Ze was in 1886 geboren als het 17e (of wellicht 16e kind) van Levie Vreeland en Femmetje Visjager (zeven daarvan haalden het tweede levensjaar niet, drie werden er vermoord in Auschwitz).
Levie en Femmetje zorgden bovendien voor hun kleinkind Sophia, die dochter Judith kreeg toen ze 16 was. Sophia werd later geëcht toen haar moeder in 1884 met Simon de Jong trouwde. Zelf trouwde ze met muzikant Meijer Frank en werd actrice met een carrière in Duitsland. Meijer en Sophia werden in Auschwitz vermoord. Hun dochter Henriëtte Frank werd een bekend violiste en actrice onder de naam Jetty Cantor, dus nichtje van Herbert Stahl. Zij overleefde Westerbork, Theresienstadt, Auschwitz en Bergen-Belsen. Ze overleefde een dodenmars uit Bergen-Belsen door uit een trein te springen. Ze speelde twee seizoenen Saartje in de tv-serie Swiebertje.
Als Esther in 1913 in Rotterdam trouwt, heeft zij al drie kinderen, die alle drie door Stahl worden erkend. Ook had ze al een zoon Karel, die in 1911 vlak voor zijn eerste verjaardag overlijdt. Sophie Stahl (Fiep) werd eerder geboren, in 1908, Louise Charlotte in 1912 en Karoline Elisabeth in 1913. Karoline sterft binnen twee maanden. Louise Charlotte huwt in 1931 havenarbeider Hugo Lagrand.
De eerste twee kinderen hebben geen Duitse voornamen. Ik veronderstel dat Heinrich Karl Stahl niet hun vader is, maar wel van het voorechtelijke kind Karolina Elisabeth (die dus zeer jong stierf).
Op 30 maart 1915 wordt Karl Heinrich geboren. Karl Heinrich huwt op 7 juli 1937 Maria Johanna Wilhelmina van den Buuse. Maria is dan 17 jaar en al zwanger van Karl Heinrich Hermann Konrad. In april 1939 wordt tweede zoon Heinrich Herbert Konrad Johannes geboren. Karl Heinrich staat vermeld als evangelisch luthers, Maria is Nederlands hervormd. Haar vader Christiaan trouwt in 1938 met Karls tante Alida Vreeland. Maria belandt op 7 juli 1943 in Kamp Vught, nadat ze op 30 maart in Rotterdam door de Sicherheitspolizei is gearresteerd. Waarom dat is, is niet duidelijk. Op 11 november wordt ze ‘op transport gesteld’. Waarheen is niet duidelijk.
Karl Heinrich is havenarbeider, was borstelarbeider en in het begin van de oorlog verhuist hij korte tijd naar Amsterdam om op Schiphol te werken. Karl Heinrich, zo wordt bij zijn huwelijk vermeld, is Duitsch onderdaan. En dus wordt hij opgeroepen voor de Wehrmacht. In het voorjaar van 1944 raakt hij gewond aan het Oostfront bij Odessa. Op 4 maart sterft hij in een veldhospitaal.
Moeder Esther en vader Heinrich Karl krijgen nog meer kinderen. Frieda Mathilde wordt in 1917 geboren, Ze overlijdt in 1999 in Sluiskil. Waldemar Friedrich Heinrich in 1920. Waldemar overlijdt in 1926. In 1921 komt Herbert Heinrich Jacques ter wereld. In 1923 volgt Henriette Elisabeth en in 1926 Heinrich Wilhelm Adriaan. In 1928 is er nog sprake van een doodgeboren kind. In huis woonde ook nog (tot 1938) de broer van Esther, Jacob Vreeland. Hij werd op 1 oktober 1942 in Auschwitz vermoord. De familie woonde tot 1923 op de Rodezand 7a, daarna in de Lijnbaanstraat nr. 33. Die straat werd weggebombardeerd. Ze vonden daarna een woning in de Sint Mariastraat nr. 38b.
Herbert en mijn Rotterdamse vader werden op 6 en 7 april 1945 met circa 300 gevangenen, onder wie 24 Nederlanders, van het tuchthuis in Celle naar de gevangenis in Wolfenbüttel overgeplaatst. Daar werden ze enkele dagen later bevrijd. Ik probeer dat transport te reconstrueren wat betreft de Nederlanders: wie waren zij? Ik weet niet of Herbert het transport en de dagen erna heeft overleefd. Op het transport schoten bewakers en SS’ers minstens vier mannen dood, omdat ze te uitgeput waren om verder te gaan. Na aankomst in Wolfenbüttel sterft een onbekend aantal vanwege mishandeling, uitputting, honger, ziektes als tbc en vlektyfus.
Hoe belandde Herbert in tuchthuis Celle? Ook hij moest als Duitser in de Wehrmacht. In april 1944 deserteerde hij, als hij aan de slag moet in het Panzer Regiment 79. Wellicht had hij net gehoord, dat zijn broer was gesneuveld. Hij werd opgepakt, en tot vijf jaar tuchthuis veroordeeld. Die straf moest ingaan op de dag dat de oorlog ten einde is gekomen. Hij werd voorlopig opgesloten in kamp Brual-Rhede. Daar wilden ze geen zoon van een Joodse moeder. Hij moest weg wegens “Nichtzuständigkeit für den Lager (Grund: Mutter Volljüdin)” Dus werd hij alvast overgeplaatst naar het tuchthuis te Celle. Daar verbleef hij tot zijn transport naar Wolfenbüttel. Dat hij op transport werd gezet, staat wel vast. Maar verder ontbreekt ieder spoor. Zijn naam staat niet onder de overlijdensadvertentie voor broer Karl. Is dat, omdat hij niet meer thuis woonde, of omdat al bekend was dat hij opgepakt was?
Moeder Esther overleefde de oorlog, overigens. Ze overlijdt in 1953 in Rotterdam. Haar broer Jacob werd dus vermoord in Auschwitz, op 1 oktober 1942. Haar broer Izak werd vermoord in Auschwitz op 28 september 1942. Haar zus Rosetta werd vermoord in Auschwitz op 21 september 1942.
(Een tante van Esther was Marianna Vreeland. Zij trouwde op 7 januari 1863 met de balletmeester Jacob Jesserum de Oliveira. Haar stiefvader, Joseph Simon de Bok, is getuige. Joseph de Bok was op 4 februari 1852 getrouwd met de bijna 20 jaar oudere Judik Kruijer, weduwe van David Isaac Vreeland. Joseph de Bok is getuige bij de aangifte van het eerste kind van zijn stiefzoon Levie. Uit die aangifte blijkt overigens, dat Levie analfabeet is, net als zus Marianna. Zoon David werd geboren op 4 september 1864 te Workum. Jozef de Bok en twee broers van Marianna zaten in het orkest van Jacob de Oliviera. Vast en zeker is een van hen dus Levie. Machiel David Vreeland was dan wellicht de tweede broer. Opvallend: Israël wordt op 11 november 1871 in Harderwijk geboren als zoon van Levie en Femmetje. Later staat hij als zoon van Machiel en Matje Schelvis ingeschreven in Amsterdam op het adres Sint Anthoniebreestraat 48. Het orkest trad op op kermissen en in allerlei zaaltjes. Jacob de Oliviera trad ook op als ‘gunstig bekende hollandschen komiek’, meeliftend met de populariteit van de Vaudeville. Als orkest traden ze op als Familie Oliviera. Alleen de halfzus van zijn vrouw en dus ook van Levie, de achttienjarige Rebecca de Bok, wordt een enkele keer apart genoemd als violiste. De acht andere muzikanten worden in kranten van die tijd niet bij naam genoemd. Stiefvader Joseph sterft overigens op 4 september 1877 in Alkmaar. Hij was in 1826 geboren in Vreemen / Vrenen [?], Hannover en woonde in 1845 in Zutphen.
Aan het begin van de oorlog dachten ‘raszuivere’ Sefardische Joden vanwege hun geschiedenis en cultureel belang uitgezonderd te kunnen worden voor deportatie. Hun hoge afkomst meenden ze te moeten aantonen door een zuivere genealogie van Sefardische Joden, teruggaand tot Iberische tijden, zonder Asjkenazische ‘vervuiling’. In 1941 stelde Eli d’Oliviera in het kader van deze Aktie Portugesia zijn stamboom op. Hij kwam slechts drie niet Portugese namen tegen. Een daarvan was van zijn grootmoeder Marianna Vreeland. Hij wist, zo stelde hij, niet wat haar kerkgenootschap was, maar ze zou niet voorkomen in Asjkenazische registers.
Jacob de Oliveira trouwde dus met Levie’s zus Marianna. Hij was de zoon van Abraham de Oliveira, ballet- en dansmeester, die carrière zou maken in het Amsterdamse Frascati, waar hij leiding gaf aan grote dansfestijnen (als Franz Liszt er niet optrad). Zijn oudste zoon was Isaac Oliveira. Die werd ontdekt door P.T. Barnum, die in 1857 in Europa geld kwam verdienen om zijn torenhoge schulden af te kunnen betalen. Ook zocht hij naar muzikale talenten voor zijn American Museum aan Broadway. Zijn ontdekking Tom Thumb kwam met hem mee naar Europa. Die liet zich begeleiden door een orkestje, waaraan in 1858 Isaac Oliveira werd toegevoegd.
Barnum haalde hem over om naar New York te komen, wat Isaac in 1859 dan ook deed. Hij ging optreden als violist, die, zo werd beweerd, bij Kreutzer zou hebben gestudeerd en in Frankrijk en Nederland al furore zou hebben gemaakt. Zijn eerste optreden was op 1 december dat jaar. Barnum kondigde hem aan met ‘Senor Oliveira, The Great Violinist, Has Arrived’.
Barnum veranderde zijn voornaam in Jacques [deze bewering van Thompson kan niet waar zijn; al jaren eerder wordt hij Jacques genoemd], en beweerde, dat het een Spanjaard was, en zelfs de ‘principal violinist of the queen of Spain’. Langzaam maar zeker begon Jacques Oliveira aan zijn Amerikaanse carrière, met voornamelijk klassiek werk, en vooral in New Orleans. Hij is een van de weinige violisten die in die tijd met klassiek repertoire een carrière wist op te bouwen. Calixa Lavallée, de componist van het Canadese volkslied, belandde in die jaren in New Orleans. Hij beweerde later, dat hij zijn ‘briljante debuut’ in die stad maakte in het orkest van de beroemde Spaanse violist Olivera [sic!], met wie hij vervolgens op tournee zou zijn gegaan naar Brazilië en de West Indies.
Zie ook: Jaap Cohen, De onontkoombare afkomst van Eli d’Oliveira – Een Portugees-Joodse familiegeschiedenis. Amsterdam: Querido, 2015; Brian Christopher Thompson, ‘Journeys of an Immigrant Violinist: Jacques Oliveira in Civil War–Era New York and New Orleans’ Journal of the Society for American Music 6, February 2012; Brian Christopher Thompson, Anthems and Minstrel Shows: The Life and Times of Calixa Lavallée, 1842-1891. McGill-Queen’s Press: 2015.)
Heb je informatie, of wil je iets opmerken, stuur een mail door onderstaand formulier in te vullen.
Auteur: Theo Kentie, 12 juni 2021.
(Bronnen o.a.: NIOD: gevangenisdossier Herbert Stahl, 214 1232) , Stadsarchief Rotterdam, Stadsarchief Amsterdam, Joods monument Rotterdam).
Lees HIER meer.