Voor de zoveelste keer is Cees Engel in het nieuws, de laatste jaren als eigenaar van Fort Oranje, een vrijstaat in Rijsbergen. Hij is zo te zien jaren ouder geworden, maar toch lijkt hij nog steeds op de Cees Engel die ik eind jaren zeventig in Utrecht als huisbaas had.
Ik kwam in 1993 weer in Rotterdam wonen, en een van de eerste weken keek ik even naar buiten. Een man met een bril reed op een oude herenfiets aan de overkant van de straat, met op de bagagedrager onder de snelbinders een doos. Verdomd, Cees Engel! Ik had al begrepen, dat hij zich tegenwoordig in Rotterdam ophield en de bijnaam ‘krottenkoning’ had verworven. Hij bezat honderden, vaak uiterst beroerde woningen, vooral in Rotterdam-West. En soms vlogen die panden in brand, volgens geruchten moedwillig. Zo was enkele dagen voordat hij langs fietste, iets verderop in mijn straat een huis afgebrand. Een voorbijganger had een baby gered, de andere bewoners overleefden het ook. Niet iedere bewoner van een Engel-pand was overigens zo gelukkig, ontdekte ik wat later. En inderdaad, het afgebrande pand verderop was van Engel. Hem kennende was hij zelf iets gaan repareren, het gereedschap in een doos onder de snelbinders.
In mei 1998 schreef de Volkskrant een stuk over Engel:
“De biochemicus Engel promoveerde in de jaren zestig aan de Universiteit van Utrecht. Hij kwam naar Rotterdam om op het laboratorium van het tabaks- en koffiebedrijf Van Nelle te werken. Na een gecompliceerde longontsteking raakte hij arbeidsongeschikt. Engel herstelde en ontdekte een nieuwe hobby. Begin jaren tachtig kocht hij zijn eerste pand en verhuurde daarin kamers. Hij ondervond dat in die branche snel geld te verdienen was en bouwde in hoog tempo een waar imperium op. Vijfhonderd huizen bezat Engel op een gegeven moment, het ene nog rotter en vuiler dan het andere.”
En dat van dat eerste pand klopt dus niet. Want in 1977 en de jaren erna huurde ik een kamer (eigenlijk twee piepkleine kamertjes) in een pand met studenten en werkende jongeren, in de Justus van Effenstraat in Utrecht. En wie was de huisbaas? Cees Engel. Zelf woonde hij aan een van de Daalsedijken. Hij was gepromoveerd biochemicus, en werkte bij de smaakstoffenfabriek Chemische Fabriek Naarden. En ook toen al nam hij het niet zo nauw met de brandveiligheid. Ik herinner me, dat hij op last van de gemeente aanpassingen moest doen. En dus kwam hij op zaterdagen op een oude herenfiets, kinderzitje met de kleine Jan voorop, gereedschap in een doos onder de snelbinders achterop, naar ons huis om de meest noodzakelijke dingen te doen.
Het pand waarin ik woonde, zou hij hebben gekocht van het geld dat hij kreeg nadat hij een proces tegen de Nederlandse Staat had gewonnen bij het Europese Hof van de Rechten van de Mensen. Het was in die tijd zeer ongebruikelijk, dat Nederlanders bij dat Hof procedeerden tegen de Nederlandse Staat, en de case ‘Engel and others vs. the Netherlands’ eind 1975, begin 1976 is een beroemde zaak geworden, waarover op internet een en ander te vinden is.
Het ging vooral om de toepassing van het militaire tuchtrecht tegen leden van de dienstplichtigenbond VVDM. Engel had zich gekandideerd voor het vice-voorzitterschap van de VVDM. Hij vroeg verlof om de VVDM-vergadering op 17 mei 1971 te bezoeken, zonder zijn kandidatuur te vermelden. Enkele dagen daarvoor meldde hij zich ziek. De keuringsarts vond, dat hij op 18 mei weer aan de slag moest en keurde het goed, dat hij op 17 mei zijn huis verliet. Zijn commandant had nog geen besluit genomen betreffende het aangevraagde verlof, en stuurde op 17 mei een controleur langs Engels adres. Maar die liet zich die dag kiezen tot vice-voorzitter van de VVDM, en was dus niet thuis. De volgende dag verscheen Engel op de kazerne, waar hij door zijn commandant tot vier dagen licht arrest werd veroordeeld. En daar was Engel het niet mee eens, want daardoor kwam zijn doctoraal examen een week later in gevaar. Hij probeerde dat aan de orde te stellen, maar kon zijn commandant niet vinden. Hij ging naar huis, omdat hij dacht dat dat ok was bij licht arrest. En dat liep verder uit de hand met degradatie en verzwaard arrest. Hij ging in beroep, de straffen werden verlicht, maar deels gehandhaafd. Al die tijd werd Engel niet bijgestaan door een advocaat. Het Europees Hof oordeelde, dat een en ander ‘unlawful’ was verlopen. Lees het verder zelf maar na: http://hudoc.echr.coe.int/eng#{“dmdocnumber”:[“695356″],”itemid”:[“001-57479”]}, of google deze case.
Engel kreeg uiteindelijk een schadevergoeding, hoog genoeg om ‘ons’ huis te kopen. Dat was althans het verhaal, dat onder ons kamerhuurders rondging, net als het verhaal dat hij het pand samen met de latere D’66-politicus Gerrit Jan Wolffensperger had gekocht.
Ik woonde dus in twee kleine kamertjes, aan beide einden van de gang op de bovenste verdieping van dat vier verdiepingen hoge pand. Een daarvan mocht niet eens bewoond worden: het was de vluchtroute naar het balkon. We betaalden bij elkaar een enorm bedrag aan huur, en na een tijdje begon het bij mij, de actievoerder, toch een beetje te klemmen, dat we daar niks aan deden. Dus nam ik het initiatief om een procedure te starten bij de huurcommissie, en vervolgens de kantonrechter. Het kostte wat moeite om voldoende huisgenoten mee te krijgen: sommigen vonden het ‘zielig’ voor Engel. Maar uiteindelijk deed iedereen mee. We namen contact op met het Advokatenkollektief Utrecht in de Twijnstraat. Via Titia Beukema kende ik Wout van Veen, een van de advocaten, en ik kende ook kantoorgenoot Bernhard Tomlow, nu een rechts overkomende vaak de publiciteit opzoekende advocaat, toen een niet onbelangrijk CPN-lid (ik kende hem als fractiemedewerker van die partij) met een achtergrond bij het Utrechts Studentencorps! Met hem gingen we in zee. De huurcommissie berekende op basis van de huurwetten nieuwe huren: een fractie van de huur die we betaalden. Ik herinner me, dat we met zijn allen zo’n 400 gulden per maand moesten opbrengen. Maar Engel ging niet akkoord met een huuraanpassing. Dus werd het een zaak van de kantonrechter. Inmiddels was Tomlow bij het advocatencollectief vertrokken, en dus deden we zaken met een andere compagnon, Sjef de Laat. Tomlow vond overigens, dat wij met hem naar zijn nieuwe kantoor hadden moeten meegaan.
Engels advocaat wees de rechter op een beding in ons huurcontract: indien gewenst, en indien zeer ruim van tevoren besteld, konden we voor tien gulden een ontbijt bestellen! Het was geen kamerverhuur, maar een pension, zo stelde hij. De rechter stelde vast, dat dit een onzinbepaling was, en legde de huurprijzen als berekend door de huurcommissie vast. Ook moest Engel het teveel betaalde huurbedrag over een vastgesteld aantal jaren terugbetalen! Voortaan woonden we bijna voor niks, terwijl iedereen geld toe kreeg! Bijna onmiddellijk verkocht Engel het pand met forse winst aan een andere huisjesmelker. We hadden Cees Engel klein gekregen. Hij vertrok al snel uit Utrecht om in Rotterdam met meer succes (want aanvankelijk met stille steun van de gemeente) huisjesmelker te worden.
Update 22 juni 2017. Engel blijkt zijn camping sneller te sluiten dan de gemeente eist. Natuurlijk, hij heeft zijn afkoopsom binnen. Want dat lijkt toch een belangrijk doel van Engel te zijn: het zich laten vergoeden door de overheid, eerst vanwege de VVDM-zaak, later in Rotterdam, en nu weer in Noord-Brabant. Het lukt hem, moet je toegeven, al 50 jaar.
http://www.ad.nl/rotterdam/cees-engel-die-man-was-compleet-maf-br~a38b7ff9/
AANVULLING augustus 2022
Cees Engel is dood. En dus wordt er weer over hem geschreven in de kranten. Volgens de Volkskrant kocht hij in Utrecht van zijn hospita zijn eerste huis en kwam hij er daardoor achter, “dat je met het verhuren van kamers veel meer kon verdienen dan als biochemicus”. Nou nee dus. Wij, zijn huurders, wisten via de rechter de huur van dat pand te verlagen van circa 1200 gulden naar 400 gulden per maand. Ook moest hij teveel betaalde huur van daarvoor terugbetalen. Zie boven.
Engel leerde een heel andere les: verhuur alleen aan mensen die gezien hun omstandigheden niet in staat zijn om hun recht te halen, of dat niet durven: de kansarmen die nergens anders terecht kunnen. Die kon je ook makkelijk intimideren met knokploegen of de inmiddels groot geworden zoon Jan. En anders dan de journalist van dienst, Jarl van der Ploeg, beweert, kon hij in Rotterdam lange tijd zijn gang gaan: de ambtenarij was hartstikke blij met hem en legde hem geen strobreed in de weg. Iemand moet die onderkant van de woonmarkt bedienen, kreeg ik te horen, toen ik als lid van de deelgemeenteraad Delfshaven vragen over hem stelde. Ik denk, dat hij in eerste instantie niet door de gemeente, maar door politie en justitie werd aangepakt. De wijkagenten zal het ook opgevallen zijn, dat zijn panden geregeld onverklaarbaar in de fik vlogen, soms met echte slachtoffers. Ook werden er vaak wietplantages in gevonden. Bovendien maakten zijn panden soms deel uit van de gunstige infrastructuur waarmee junks uit heel Europa naar Rotterdam werden gelokt: ze huisvestten dealers of dienden als overnachtingsplaats. Vaak was de overlast enorm. Buren konden vaak alleen maar bij de wijkagent klagen, die meestal ook machteloos was. Maar uiteindelijk werd de gewetenloze crimineel Engel veroordeeld, en toen begon het ook bij de gemeente te dagen, dat hij een probleem en geen oplossing was.
En o ja, de wetenschapper Engel. Zijn grootste bijdrage was, vond hij zelf 45 jaar geleden, de ontwikkeling van een kunstmatige chocoladesmaak, als werknemer van de Chemische Fabriek Naarden.
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/huisjesmelker-cees-engel-was-ervan-overtuigd-dat-hij-een-nobele-strijd-leverde-tegen-dictatuur-nederland~b19ed9f9/?referrer=https%3A%2F%2Ft.co%2F